KENNISARCHIEF 2023

Nieuws

card image

Nieuws

PBL: Ruimtevraag circulaire economie vergt anticipatie

Nieuws

Nieuws

PBL: Ruimtevraag circulaire economie vergt anticipatie

Hoe een circulaire economie er in 2050 precies uit zal zien is nog onduidelijk. Wel is evident dat er een groeiende behoefte zal zijn aan bedrijventerreinen voor recycling en (bio)grondstofverwerking, evenals binnenstedelijke locaties voor reparatie en deeleconomie. Deze ruimtevraag is vaak nog niet gespecificeerd, terwijl concurrerende ruimteclaims van bijvoorbeeld woningbouw, energietransitie en datacenters helderder zijn. Hierdoor dreigt over enkele decennia de benodigde ruimte voor circulaire economie niet beschikbaar te zijn. Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een verkennende studie.
 

Voor een succesvolle en soepele transitie naar een circulaire economie is het belangrijk dat ruimtelijk beleid rekening houdt met circulaire bedrijfsactiviteiten die de komende decennia zullen ontstaan. Vooruitkijken is ook van groot belang vanwege de lange doorlooptijden voor de ontwikkeling en herinrichting van bedrijventerreinen en havens. Dit kan vele jaren of zelfs decennia duren. Om te zorgen dat er richting 2050 geschikte ruimte is voor terreinen met overlast gevende circulaire activiteiten - zoals recycling en hergebruik van bouwmaterialen - moeten in de komende jaren keuzes gemaakt worden.

Circulaire economie vraagt meer ruimte
Om de ruimtelijke implicaties van circulariteit te schetsen, bouwt het rapport voort op scenario’s uit de Ruimtelijke Verkenning 2023. Dit zijn er vier: toenemende wereldhandel, een digitaliserende wereld, een natuurlijk Nederland en regionaliserend land. In deze scenario’s voor 2050 vraagt een circulaire economie in Nederland tot 40 procent meer ruimte dan de lineaire, fossiele economie nu.

Tijdelijk dubbel ruimtegebruik
Er zal ook een fase zal zijn met dubbel ruimtegebruik, waarin het nieuwe circulaire systeem groeit naast de bestaande productiecapaciteit. Lineaire activiteiten die worden afgebouwd, bestaan nog voor een lange periode en overlappen deels met de opbouw van nieuwe circulaire activiteiten. Deze overgangsfase vraagt om ‘schuifruimte’ voor sanering en verbouwing van installaties of gebouwen, verplaatsing van bedrijven en aanleg van infrastructuur.

Waak voor onomkeerbare keuzes
De omzetting van een bedrijventerrein voor overlast gevende activiteiten (‘met hoge milieucategorie’) naar een andere bestemming is in de praktijk vaak onomkeerbaar. De aanleg van een bedrijventerrein van de hoogste milieucategorie duurt door vergunningstrajecten decennia, terwijl een woonwijk bijvoorbeeld enkele malen sneller is gerealiseerd. Het is daarom belangrijk tijdig benodigde ruimte voor circulaire activiteiten met een zwaarder industrieel karakter te reserveren. Daarom is het goed voorzichtig te zijn met herbestemming van bestaande bedrijventerreinen.

Toenemend belang bedrijventerreinen met scheepvaart, spoor én weg
Bij verdere verduurzaming van transport wordt vervoer over water en spoor belangrijker. Het water- en spoornetwerk in Nederland leent zich voor transport van de grotere materiaalstromen en zware goederen naar en van bijvoorbeeld recyclinghubs, bouwhubs en revisie van installaties. Daar kunnen ze tijdelijk worden opgeslagen, waarna veel producten via wegvervoer naar de afnemers worden getransporteerd. Locaties die op deze manier multimodaal ontsloten zijn (aan binnenhavens, spoorlijnen én autowegen) worden belangrijker in een circulaire economie.

Nieuw industrieel ecosysteem met uitwisseling van circulaire materiaalstromen
De overheid kan bedrijven die elkaar nodig hebben voor materiaaluitwisseling stimuleren om te clusteren in een bepaald gebied of ze kan die uitwisseling faciliteren door een infrastructuurverbinding aan te leggen of de bestaande infrastructuur beter te laten benutten. Dit kan het ontstaan van nieuwe industriële ecosystemen bevorderen.

Ruimtelijk beleid kan gedragsverandering bij consumenten faciliteren
Verandering in consumptie (meer hergebruik, reparatie en deeleconomie) kan een belangrijke aanjager zijn van de transitie naar een circulaire economie. Binnenstedelijke circulaire voorzieningen, zoals reparatiehubs, kringloopwinkels en ov-voorzieningen maken gedragsverandering laagdrempeliger. Ruimtelijk beleid kan hier proactief op sturen.

Regie op verschillende niveaus
Circulaire ondernemers hebben ruimte nodig om het Nederlandse doel van een volledig circulaire economie in 2050 te realiseren.  Het is belangrijk dat de overheid de randvoorwaarden schept om te zorgen dat hiervoor op de langere termijn ruimte is voor circulaire activiteiten. Daarvoor is regie op verschillende bestuursniveaus nodig: nationaal, provinciaal en gemeentelijk.

Kijk hier voor het rapport

Lees verder

Nieuws

card image

Nieuws

Gemeenten: ‘Ruimtelijke strategie cruciaal voor circulaire economie’

Nieuws

Nieuws

Gemeenten: ‘Ruimtelijke strategie cruciaal voor circulaire economie’

Vier van de tien gemeenten vinden een Ruimtelijke Circulaire Economie Strategie (RCES) noodzakelijk om de circulaire transitie te laten slagen. Dat blijkt een gemeentebenchmark van Stec Groep. Ruim 80 procent van de gemeenten verwacht dat de circulaire economie om meer en andere ruimte gaat vragen.

Gemeenten zijn steeds meer, maar nog niet optimaal, voorbereid op het ruimtelijk faciliteren van de circulaire economie, concludeert Stec Groep. Het opstellen van een specifieke Ruimtelijke Circulaire Economie Strategie (RCES) kan volgens 40 procent van de ondervraagde gemeenten hierbij goed helpen.

De gemeentebenchmark peilde hoe dit thema speelt en in hoeverre gemeenten circulaire economie in hun werklocatiebeleid vormgeven.

Circulaire transitie = ruimtelijke transitie

Volgens veel gemeenten is de circulaire transitie vooral een ruimtelijke transitie. 82 procent verwacht meer ruimtevraag op werklocaties als gevolg van de circulaire transitie. 38 procent verwacht ook dat de ruimtevraag van bedrijven verandert.

Hoeveel en welke soort ruimte er dan precies nodig is, vinden veel gemeenten lastig te bepalen. Het gebrek aan data en inzicht speelt daarin een rol. Uit de benchmark blijkt namelijk dat ongeveer de helft van de gemeenten niet weet wat bedrijven op hun werklocaties nu aan circulaire economie doen.

Negen van de tien gemeenten hebben bijvoorbeeld geen zicht op de reststromen die op een werklocatie rondgaan en de circulaire potentie daarvan. ‘Inzicht in de omvang, aard en potentie van reststromen op werklocaties is een relatief laagdrempelige manier om ondernemers te enthousiasmeren en eerste motiverende stappen te zetten op de circulaire economie’, vertelt Jorik van der Wiel, medior adviseur bij Stec Groep en projectleider van de benchmark.

Meer gemeenten met circulair beleid

Een groeiend aantal gemeenten (nu 45 procent) heeft in haar werklocatiebeleid specifiek aandacht voor circulaire economie. Dat is een verdubbeling sinds de vorige benchmark uit 2020.

Tegelijk is er nog een grote groep gemeenten zonder visie of strategie. Vooral kleinere gemeenten blijven ver achter, terwijl de bedrijven daar ook te maken krijgen met de circulaire economie. 80 procent van de gemeenten heeft wel al een ambtelijk en/of bestuurlijke trekker circulaire economie, maar door het gebrek aan capaciteit en budgetten lukt het veel gemeenten nog niet om echt circulaire meters te maken.

Ook werklocaties steeds meer circulair

De benchmark bekeek ook hoe circulaire het gemeentelijk werklocatiebeleid op zichzélf is. Ruim een derde (35 procent) van de gemeenten geeft aan dat het huidige ruimtegebruik optimaler kan. Bijvoorbeeld door beschikbare bouwhoogtes volledig te benutten of door ‘het juiste bedrijf op de juiste plaats’ te realiseren. Verschillende gemeenten hebben dit soort kansen in beeld gebracht of zijn hier mee bezig.

Toch geeft 70 procent van de gemeenten aan dat er ook nieuwe werklocaties nodig zijn. Deels om nieuwe en groeiende circulaire bedrijven te faciliteren maar ook als schuifruimte om bestaande werklocaties te verduurzamen en circulair te maken. Door de krapte op de bedrijventerreinenmarkt ontbreekt het bij 40 procent van de gemeenten aan deze ruimte. Het valt de benchmark daarbij op dat gemeenten die nu wel nieuwe werklocaties in uitgifte hebben, vaak nog maar beperkt circulaire eisen stellen aan vestigende bedrijven.

Regionale samenwerking cruciaal

Omdat een circulaire economie gemeentegrenzen overstijgt, zien de gemeenten ook meerwaarde in een strategie op regionaal niveau. Bijna 75 procent van de gemeenten ziet regionale samenwerking en afspraken rondom werklocaties als succesvoorwaarde om de circulaire economie te laten groeien.

De benchmark is dit jaar (periode april-juni) voor de tweede keer uitgevoerd. De eerste benchmark verscheen in 2020.

Dit artikel is afkomstig van Stadszaken.nl

 

Lees verder

Nieuws

card image

Nieuws

'Nederland verdient een investeringsfonds voor het beter benutten van bedrijventerreinen'

Nieuws

Nieuws

card image

Nieuws

'Zuid-Holland, koester je watergebonden bedrijventerreinen'

Nieuws

Nieuws

'Zuid-Holland, koester je watergebonden bedrijventerreinen'

Om vaart te maken met de circulaire transitie moet Zuid-Holland haar watergebonden bedrijventerreinen koesteren en niet te snel transformeren naar woningen. Dat adviseren onderzoekers van TU Delft en Vereniging Deltametropool aan de provincie. Ook belangrijk is een goede verbinding met achtergelegen bedrijventerreinen en nabijheid van de stad.

De onderzoekers van TU Delft en Vereniging Deltametropool voerden het onderzoek in opdracht van de provincie Zuid-Holland uit. Daarin concluderen ze dat het belang van watergebonden transport hoe dan ook zal toenemen in de komende decennia. Ze adviseren de Zuid-Hollandse gemeenten (en die in andere provincies) daarom om zuinig te zijn op hun bedrijventerreinen met een waterverbinding. Zéker die in of nabij steden. Belangrijke gebieden zijn de Rotterdamse Haven en de havens rondom de Drechtsteden: Dordrecht, Papendrecht, Zwijndrecht. Deze locaties kunnen volgens het onderzoek doorontwikkelen tot moderne hubs voor biobased brandstoffen, waterstof, offshore-industrie en biochemische industrie.

Nog beter is het creëren van een goede ontsluiting en verbindingen met de achterliggende bedrijventerreinen in de regio. Op die manier kunnen bedrijven die niet aan het water liggen meeprofiteren van de waterverbindingen, en groeit de circulaire rol van het water. Multimodale ontsluiting, het vervoeren van transport via meerdere vervoermiddelen, is ook aannemelijk.

Druk op bedrijventerreinen groeit
Veel gemeenten en regio’s staan voor een complexe puzzel: hoe ontwikkelen we geschikte ruimte voor wonen en werken? Hierdoor neemt de druk op bedrijventerreinen toe, omdat deze locaties zich goed lenen voor transformaties naar gemengde woon-werkgebieden. ‘Vooral locaties aan het water zijn in de ogen van gemeenten, huiszoekende burgers en projectontwikkelaars aantrekkelijk’, zegt Karel Van den Berghe, docent Ruimtelijke Planning en Economie aan de TU Delft, tegen Platform31.

Tegelijkertijd groeit het belang van ruimte voor maak- en productiebedrijven, ook in of aan de rand van stedelijke gebieden. De circulaire transitie is daar deels aanstichter van, waardoor lokale consumptie- en productiebedrijven meer ruimte nodig hebben om zo succesvol te gaan opereren in een ‘strategisch autonome’ circulaire economie.

Door die spagaat gaf de provincie Zuid-Holland de opdracht om de ruimtebehoefte van de circulaire economie in beeld te brengen, zodat duidelijk werd welke bedrijventerreinen de provincie moet uitsluiten van transformatie. De focus lag daarbij op bedrijventerreinen die gebruik maken van transport over water.

Toekomst waterverbindingen essentieel
Is watergebonden transport zo belangrijk voor de circulaire economie? ‘Op het moment nog niet echt’, zegt Van den Berghe. ‘Sommige circulaire watergebonden bedrijventerreinen maken zelfs amper of geen gebruik van watergebonden transport. Toch mogen we ervan uitgaan dat watergebonden transport in de toekomst essentieel is voor circulaire materiaalstromen. Dit geldt zeker voor een druk bebouwd gebied als Zuid-Holland.’ Het grote waternetwerk van Nederland is daarbij uniek en leent zicht goed voor circulair transport. ‘Het zou zonde zijn om dit soort locaties niet voor de circulaire economie te benutten.’

Op de in totaal 617 bedrijventerreinen van Zuid-Holland bevinden zich bovendien veel afvalverwerkende bedrijven. Deze sector is belangrijk voor een volledige circulaire economie en heeft des te meer baat bij waterverbindingen. Het onderzoek adviseert dan ook om watergebonden afvalverwerking in de provincie te stimuleren. ‘Het vraagt om een nauwe clustering om tot een goed logistiek netwerk te komen’, vult Van den Berghe aan.

Verder benadrukken ze het onderzoek naar relaties tussen bevaarbaarheid en het vestigen op een watergebonden terrein, als ook onderzoek naar het gebruik maken van deze wateren. ‘Tevens is het belangrijk dat gemeenten en provincies goed onderzoeken welke specifieke sectoren en bedrijven zich in hun regio willen vestigen, wat ze nodig hebben, en kritisch nagaan in welke mate dat aansluit bij hun gewenste (circulaire) profiel.’

Gouda en Dordrecht als centrale plaatsen
Via verschillende data-analyses keken de onderzoekers naar de huidige locaties van circulaire activiteiten, het huidige gebruik van water, vaardieptes en klimaatverandering. Ze keken in het bijzonder naar verschillende productiecategorieën: maakindustrie, logistiek, biobased, bouw, en circulair, en namen ook verschillende scenario’s in acht. Deze scenario’s zijn gelijk aan de vier recent verschenen PBL-scenario’s voor de inrichting van Nederland in 2050.

Op basis van scheepsbewegingen liet het onderzoek zien hoe het netwerk van bedrijventerreinen er momenteel uitziet. De Schielandse Hoge Zeedijk in Gouda en de Groote Lindt in Dordrecht kwamen uit de bus als centrale plaatsen in het provinciale netwerk van bedrijventerreinen.

In 2018 bracht de Erasmus Universiteit al de potentie van watergebonden bedrijventerreinen in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag in kaart. Ook dat onderzoek benoemde de kansen voor stedelijke distributie via binnenvaart en het faciliteren van de circulaire economie. Drie ‘kans-terreinen’ waren Binckhorst in Den Haag, Schieoevers Zuid in Delft en de Spaanse Polder in Rotterdam.

Dit artikel is afkomstig van Stadszaken, van onze partner Elba\REC

Lees verder

Nieuws

card image

Nieuws

LEAP24 bouwt elektrisch snellaadstation in Roermond

Nieuws

Nieuws

LEAP24 bouwt elektrisch snellaadstation in Roermond

Onlangs kocht Leap24, via OML, een kavel op bedrijventerrein Oosttangent in de gemeente Roermond in Midden-Limburg. Op de kavel, met een oppervlakte van ongeveer 3.000 m² wordt nog dit jaar een snellaadstation gebouwd voor elektrische voertuigen. Gezien de centrale ligging van het terrein, naast een traditioneel tankstation en horecazaak, een ideale locatie. De vestiging in de gemeente Roermond is de eerste voor LEAP24 in Midden-Limburg en de tweede vestiging in de provincie Limburg. Bedrijventerrein Oosttangent biedt straks het grootste snellaadstation van LEAP24 tot dusverre.

Over LEAP24

LEAP24 bouwt op een modulaire en duurzame wijze aan een landelijk netwerk van snellaadstations  voor elektrische personenauto’s, bestelauto’s en vrachtwagens op bedrijventerreinen en strategische stadslocaties. Goed bereikbaar, altijd beschikbaar en makkelijk in gebruik, is het uitgangspunt. Daarnaast worden de realisaties van LEAP24 vormgegeven met veel groen, goed voor de flora en fauna in het gebied. Een fijne plek om te verblijven terwijl de bestelbus of vrachtwagen wordt opgeladen voor de volgende rit. LEAP24 maakt gebruik van groene stroom van Nederlandse wind- en zonprojecten en onderstreept daarmee graag haar duurzame ambities. “Voor ons in de ligging dichtbij de A73, met korte afstanden naar de A2 en het Duitse achterland ideaal. Tel daarbij op dat de locatie gevestigd is op de bedrijvenzone Roerstreek. Een betere locatie hadden we ons niet kunnen wensen”, aldus directeur Pelle Schlichting.

Over OML

OML realiseert momenteel de volgende fasen van het bedrijventerrein Oosttangent in Roermond. Dit terrein is een belangrijke schakel richting de bestaande bedrijvenzones Roerstreek-Zuid en -Noord. OML realiseert de bedrijventerreinen van de toekomst op een duurzame en circulaire wijze. Dat maakt dat de komst van een snellaadstation voor elektrische voortuigen een ideale aanvulling is voor het bestaande én het toekomstige terrein. Naast een uitstekende invulling voor deze locatie ook een goede service voor het groeiend aantal bedrijven dat, net als OML,  wil investeren in duurzame ontwikkelingen’, aldus directeur Hans Coppus.

Lees verder

Nieuws

card image

Nieuws

Ruimtelijke opgaven Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen opgenomen in regioarrangement

Nieuws

Nieuws

Ruimtelijke opgaven Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen opgenomen in regioarrangement

Gelderland heeft veel ambities. Zoals woningen bouwen, de energietransitie, natuur herstellen en landbouw duurzamer maken. Als ze dat allemaal doen, moet de provincie bijna twee keer zo groot zijn. Er moet dus worden gekozen en slim worden gecombineerd. 

Gelderse aanpak

Het Rijk, provincie Gelderland, 51 Gelderse gemeenten en 3 waterschappen zijn aan zet om een koers te bepalen voor de komende 20 tot 30 jaar. Ze werken vanuit de dynamiek en het karakter van zeven Gelderse regio’s. Wat voor regio willen ze zijn? Wat hoort daarbij en past het? Hoe krijgen ze dat voor elkaar en in welk tempo? Dat werken we per regio uit en daar maken we afspraken over. De provincie heeft de regie, omdat het totaal van de regio’s een samenhangend geheel moet opleveren. Voor een schoon, gezond, veilig en welvarend Gelderland voor iedereen. Een van die zeven regio’s is de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen.

Regioarrangement Meer landschap, meer stad

In het regioarrangement Meer landschap, meer stad geven provincie, regio, de 18 regiogemeenten en de drie waterschappen hun gezamenlijke perspectief op hoe ze alle opgaven de komende 20 tot 30 jaar in samenhang gaan aanpakken.

Het regioarrangement komt in de periode september-november binnen de gemeenten voor besluitvorming aan de orde.

Maatwerk per regio

Op 11 juli 2023 bespraken Gedeputeerde Staten de hoofdlijnen van de regioarrangementen. Het college stelt vast dat de samenwerking tussen de vier overheden vertrouwen geeft voor het vervolg en hecht er veel waarde aan de komende jaren op de ingeslagen weg verder te gaan. Per regio is maatwerk nodig om bijvoorbeeld te komen tot goed natuurbeheer, waarbij we zuinig zijn op landbouwgrond. We zien met elkaar de nut en noodzaak van een passende energie-infrastructuur. Daarvoor zijn ook landelijke afspraken nodig. Het college ziet dat de woon- en werkopgave een belangrijke plek heeft in de regioarrangementen, zowel voor de grote steden als voor dorpen en kleine kernen, en is daar blij mee. Tegelijkertijd wil het college meegeven dat er meer aandacht mag zijn voor de ‘leefbaarheid’ en de impact van alle opgaven op onze inwoners. We werken immers aan een schoon, gezond, veilig en welvarend Gelderland voor iedereen.

Vervolg

Gedeputeerde Staten geven op 5 september hun inhoudelijke reactie op de regioarrangementen, waarbij ze de uitgangspunten uit het coalitieakkoord betrekken. Tussen september en november worden de stukken in de gemeenten besproken. Gemeenten en waterschappen besluiten zelf over de manier waarop zij de raden en algemene besturen betrekken. Ook worden in deze periode de stukken besproken met Provinciale Staten. De reacties worden verwerkt in de aangescherpte regioarrangementen. De colleges van B&W, Dijkgraaf en Heemraden en Gedeputeerde Staten nemen naar verwachting hierover in december een besluit.

De regioarrangementen samen vormen de basis voor een ruimtelijk voorstel dat provincie Gelderland in december aan het Rijk aanbiedt. Hierin laten we zien hoe de landelijke en regionale opgaven ruimtelijk passen in Gelderland.

Lees verder

Achtergrond

card image

26-07-2023

Zeven inspirerende campussen in Nederland

Achtergrond

Achtergrond

Zeven inspirerende campussen in Nederland

Demissionair minister Micky Adriaansens van EZK zet in op het stimuleren van innovatieve ecosystemen, als onderdeel van een groen en strategisch industriebeleid. Campussen hebben haar bijzondere aandacht. Maar in de regio waren campussen al langer populair. Zeven inspirerende voorbeelden. 

Smart Campus Leerpark (SCALE) leidt de toekomstige generatie op 

Foto: SCALE

‘De Nederlandse salarissen zijn zo hoog, dat is alleen te verantwoorden als we de beste zijn. Dus goed opleiden is een must’, zei Daan Wortel afgelopen april tijdens de studiereis Innovatieve werklocaties en campussen.  

Wortel is innovatiemanager bij ROC Da Vinci College en managing director van de Duurzaamheidsfabriek op Smart Campus Leerpark (SCALE) in Dordrecht. SCALE is een mbo-campus en weet steeds meer bedrijven naar zich toe te halen.  

Daardoor groeit de campus door in de richting van een leer- en innovatiepark. Focus ligt daarbij op de maritieme sector die in de Drechtsteden belangrijk is. 

De ruimte voor bedrijven om zich op het leerpark vestigen is beperkt. Daarom participeren bedrijven in tien fieldlabs die de basis vormen van de zogeheten “Duurzaamheidsfabriek” op de campus. Bedrijven werken daarin samen met het ROC Da Vinci College, en ook de gemeente is meestal financieel aangehaakt. 

Bedrijven brengen in de Duurzaamheidsfabriek niet alleen hun innovaties verder, maar leiden ook hun toekomstig personeel op. De studenten krijgen een leeromgeving die niet alleen beter aansluit bij de praktijk, maar ook boeiender is dan traditioneel onderwijs met sporadisch een les in een trainingscentrum op veelal onbereikbare plek.  

‘Ik vind dit een model dat navolging verdient’, stelt Gregor Heemskerk, partner bij TwynstraGudde. ‘Het is een geweldige manier om het hybride leren zichtbaar te maken.’ 

Heemskerk: ‘Dit is een model om de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven te verkleinen. Er wordt vaak geklaagd dat het curriculum van het onderwijs achterloopt en dat studenten dingen leren waar ze in de praktijk niets aan hebben. Op SCALE is het tegengestelde het geval.’ 

Naar de site van SCALE 

Brainport Industries Campus (BIC) brengt hightech maakindustrie samen


Foto: BIC

Het Eindhovense Brainport Industries Campus (BIC) presenteert zich als duurzaam en innovatief werklandschap voor de hightech maakindustrie. Het unieke concept kenmerkt zich doordat op één locatie meer wordt geboden dan huisvesting en reguliere diensten voor hightech-maakbedrijven. Doel is kennis- en innovatiekracht bundelen om zo het snelle ontwikkeltempo in de hightech maakindustrie te kunnen bijbenen. 

Het effect hiervan moet zijn het behoud en de verbetering van de concurrentiepositie van de hightech maakindustrie en het creëren van duurzame werkgelegenheid. Ook moet BIC de integrale propositie verstevigen en de aantrekkelijkheid van Brainport, Noord-Brabant en Nederland voor (inter)nationaal talent vergroten, aldus de provincie Noord-Brabant.  

BIC is eigenlijk een bedrijventerrein in één gebouw met een omvang van ongeveer 100.000 vierkante meter, waarvan eenderde gehuurd is door KMWE, lid van het netwerk van Brainport Industries. In BIC is een belangrijke rol weggelegd voor Fontys en Avans hogescholen en Summa College, een regionaal roc.  

Het Factory of the Future Experience Center is een innovatielab in BIC dat met overheidssubsidie is opgestart, maar zich inmiddels via partnerbijdragen zelf kan bedruipen. Doel is toegepaste kennis ontwikkelen om productie verder te digitaliseren, automatiseren, robotiseren.  

Het verschil met de High Tech Campus (HTC) even verderop is dat in het Experience Center geen fundamenteel onderzoek wordt gedaan, maar het om toegepaste innovatie gaat. Dat geldt voor BIC als geheel. Het is een maakcampus, en geen onderzoekscampus. 

De eerste fase, BIC 1, is ontwikkeld door SDK Vastgoed, een dochterbedrijf van VolkerWessels. SDK Vastgoed en Maja Investments blijven samen BIC 1 exploiteren én de volgende fasen ontwikkelen. In totaal moet BIC een oppervlakte krijgen van 200 hectare waarvan 65 hectare bebouwd wordt. 

Naar de site van BIC 

Life science campus Pivot Park dat overheidsinterventie lonend kan zijn 

Foto: Pivot Park

Pivot Park in Oss laat zien dat overheidsinterventie lonend kan zijn. De life science campus komt voort uit een publieke reddingsoperatie, nadat medicijnfabrikant MSD zich gedeeltelijk had teruggetrokken. Doel was te voorkomen dat er door het wegvallen de fabrikant zo’n 1100 banen en veel waardevolle kennis verloren zou gaan.’ Door de interventie is een kostbare waardeketen in stand gebleven die anders teloor was gegaan. 

‘Er was best een goed sociaal plan, maar veel mensen wilden ondernemen. Er was veel animo onder oud-MSD personeel om een eigen bedrijf starten’, vertelt economie-wethouder Frank den Brok.  

De provincie Noord-Brabant, gemeente Oss en het ministerie van Economische Zaken wilden MSD-onderzoekers daarom in de gelegenheid stellen nieuwe bedrijven te starten in oude MSD-gebouwen. Er is daarom een warme overdracht van gebouwen en apparatuur geweest. 

Immunologie en medicijnproductietechnologie is de specialisatie op Pivot Park, waar bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid in triple helix-verband samenwerken aan innovaties. Er zijn nauwe contacten met onder meer de TU Eindhoven, Radboud Universiteit en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). 

De gemeente Oss is voor 30 procent aandeelhouder van Pivot Park, de provincie 70 procent. Vanwege de grote vraag naar nieuwe lab-, productie- en andere bedrijfsruimte voegt de vastgoedorganisatie, onderdeel van Pivot Park Holding nieuwe gebouwen toe aan de campus. Die maken dan onderdeel uit van het indrukwekkende Osse lifesciencecluster.  

Opvallend is de locatie van Pivot Park midden in het hart van Oss. De campusorganisatie wil Pivot Park zo veel mogelijk openstellen voor passanten. 

Naar de site van Pivot Park

Vanaf begin plan voor campus in Industriepark Kleefse Waard (IPKW)


Foto: IPWK

Industriepark Kleefse Waard (IPKW) in Arnhem is een voormalige productielocatie van Akzo Nobel. Twintig jaar geleden kocht het Amersfoortse familiebedrijf Schipper Bosch het terrein en de opstallen, en transformeerde het tot de huidige campus. Doelstelling was vanaf het begin om er bedrijven te huisvesten met een focus duurzame energie. 

De energiesector is geworteld in de regio met Kema, Tennet en Alliander. IPKW is de plek waar het allemaal moet samenkomen. Inmiddels heeft ook de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) de weg naar een campus gevonden. 

Een campus is eigenlijk geen campus zonder kennispartner. Dus hebben bedrijven op IPKW, kennisinstellingen en overheden in de regio Arnhem-Nijmegen de kennisorganisatie Connectr opgezet. Met IPKW als drijvende kracht op de achtergrond.  

Eind vorig jaar werd op IPKW het Connectr energy innovation lab opgeleverd waar studenten, onderzoekers, ondernemers en overheden uit de regio Arnhem-Nijmegen-Wageningen samenwerken om met ideeën en innovaties de duurzame energiesector een forse duw te geven. 

De vraag is of IPKW innovatieve bedrijven aantrekt. Daarvoor is het nodig dat de kennis die op zo’n campus ontwikkeld wordt interessant genoeg is. Een tweede actor is de concurrentie om personeel. Dat is, zeker in de genoemde sectoren, schaars.  

Gregor Heemskerk van TwijnstraGudde: ‘IPKW lijkt in beide doelen te zijn geslaagd. Na een lange aanloopperiode en het vasthouden van een consistent verhaal waarvan ook in crisistijd niet werd afgeweken, is IPKW een pleisterplaats geworden voor energie-innovatie. Met Connectr in de rol als kennisdrager, wat vaak als voorwaarde wordt gezien om van een echte campus te kunnen spreken.’  

De campus van IPKW kan daardoor zeker beschouwd worden als inspirerende locatie, waarbij het erfgoed ook rol speelt. Een troef voor het aantrekken en binden van talent. 

Naar de site van IPKW

Zwolle Incubator (Zwinc) is de startup-campus van Hogeschool Windesheim


Foto: Zwinc

Het mag bijzonder heten dat een hogeschool als Windesheim met Zwolle Incubator (Zwinc) zo’n grote eigen incubator heeft. De school ziet het als haar belang en verantwoordelijkheid ziet om startups ruimte te bieden en te begeleiden. Die kunnen niet veel huur betalen en dat betekent dat de hogeschool flink in de buidel tast. Daarnaast leveren ook de gemeente en de provincie als partner een bijdrage aan Zwinc. 

Het doel van de campus is het faciliteren en versterken van het startup- en scale-up-ecosysteem in de regio Zwolle. Dat gebeurt met het (door)ontwikkelen, produceren en vermarkten van hun innovatieve producten op het gebied van duurzame kunststoffen en in de maakindustrie.  

De keus voor die sector komt doordat Zwinc is voortgekomen uit Green PAC iLab, dat vooral gericht was op kunststoftechnologie. In 2019 won Windesheim met Geen Pac iLab een Europese prijs voor ‘meest creatieve en inspirerende’ ondernemersinitiatief. 

De campus heeft ook een sociale functie. Het biedt een inspirerende werkomgeving voor (afgestudeerde) studenten met ondernemersambities. Die waren voor het uitbroeden van hun plannen anders aangewezen op hun zolderkamer. Bij Zwinc zijn ze onderdeel van een community en kunnen ze gebruikmaken van coaching. 

Maar het blijft niet beperkt tot een inspirerende werkomgeving en coaching alleen. ‘De kracht van Zwinc zit ook in het collectief. In ruil voor een bescheiden huurbedrag kunnen start-ups gebruikmaken een state-of-the-art machinepark dat is gefinancierd door de hogeschool’, zegt Gregor Heemskerk van TwynstraGudde. 

Ook mbo-instelling Deltion is op de campus vertegenwoordigd. Voordeel is dat mbo-studenten praktischer zijn. Ze helpen om de innovaties die door de hbo-start-ups worden uitgedacht tot uitvoering te brengen. 

Partners van Zwinc zijn naast Windesheim ook de gemeente Zwolle en provincie Overijssel. Kennispoort en het Centrum voor Ondernemerschap zorgen voor doorverwijzingen en een kwalitatieve instroom van start-ups.  

De campus is nog jong. Vraag is hoe Zwinc in de komende jaren meer bedrijven met investeringskracht kan aantrekken en zich tot topinnovatiecentrum en volwaardige campus kan doorontwikkelen. Met Zwinc, Windesheim en Deltion als kennisdragers.

Naar de site van Zwinc

Campus Groningen maakt slim gebruik van de kennis die er al is 


Foto: Campus Groningen

Het verhaal van Campus Groningen, de snelst groeiende campus van Nederland, gaat vooral over het beter benutten van al het goeds dat je al hebt. Dat was academisch ziekenhuis UMCG aan de rand van het centrum met daarbij behorende onderzoeksfaciliteiten en slimme koppen.  

Ook kende Groningen één van de grootste universiteits- en hogeschoolcomplexen van het land, Zernike Campus, met eveneens hoogwaardige researchcentra. Samengevoegd als Campus Groningen bieden de twee locaties plek aan meer dan 230 bedrijven, circa 20.000 werknemers en bijna 50.000 studenten. 

De kiem voor een megacampus werd gelegd toen beheerorganisatie Triade de opdracht kreeg het gebied van het UMCG om te vormen tot campus. Doel was het verbinden van ondernemerschap en kennis met vastgoed, faciliteiten en kapitaal, wat het later mocht herhalen op in het Zernike-gebied.  

Een heldere visie op de toekomst, op community-vorming en op integrale gebiedsontwikkeling en faciliteiten zijn de pijlers waar de campusorganisatie nu op stuurt. Dat is nodig, omdat de campus meerdere grondeigenaren kent die in principe over hun eigen acquisitie gaan. 

Vermeldenswaardig is ook het ‘campus community fonds’: een bundeling van afspraken met circa twintig bestaande fondsen en subsidie en fiscale regelingen die snel kunnen worden ingezet als businesscases kloppen. Ook wordt er flink geïnvesteerd in gedeelde voorzieningen voor de campusgemeenschap, van horeca-faciliteiten tot innovatielabs. 

In tegenstelling tot veel andere campussen kiest Campus Groningen niet voor één propositie, maar voor een breed inhoudelijk profiel rond de thema’s healthy ageing, nieuwe energie en sustainable society. Onder dat laatste vallen weer deelthema’s zoals agrifood, digital en chemie. 

De aantrekkingskracht van Campus Groningen is groot. Bedrijven willen zich erg graag vestigen. De campusorganisatie stuurt op shared facilities. Huisvestings- of uitbreidingsverzoeken worden zoveel mogelijk gebundeld. Daarnaast biedt het complex ruimte aan twee open innovatielabs.  

Eén van de belangrijkste redenen dat ondernemingen als Demcom zich op de Campus Groningen vestigen, is de toegang tot talent. In Delft en Enschede, waar het bedrijf ook vestigingen heeft, is de markt verzadigd. Die bundeling van talent is één van de andere pijlers waar Campus Groningen op leunt. 

Naar de site van Groningen Campus

WaterCampus Leeuwarden brandpunt internationale watertechnologiesector 


Foto: René de Wit / Gear

Met de keuze voor watertechnologie maakte de regio rond het jaar 2000 een duidelijke keuze voor een sector die al in de regio verankerd was. De omzet van de watertechnologiesector in Friesland bedraagt circa 510 miljoen euro. Naast de inhoudelijke focus, zit de kracht van de campus in haar netwerk.  

De campus is de spil van een aantal in elkaar hakende netwerken waar inmiddels zo’n 300 bedrijven en kennisinstellingen in binnen- en buitenland zijn aangesloten. Indrukwekkend is het getal van ruim 130 promovendi die hun doctorstitel in de Wetsus-onderzoeksfaciliteit op de campus behaalden.  

De fysieke campus bestaat uit drie onderdelen: het Wetsus-gebouw wat een universitair onderzoekscentrum is, een startup-incubator in de naastgelegen Johannes de Doperkerk en het lab van hogeschool Van Hall Larenstein (VHL).  

Wetsus is één van de founding partners van de Watercampus. Het is een kennisinstituut voor toepassingsgericht wetenschappelijk onderzoek op het gebied van watertechnologie, dat is opgezet met behulp van EU- en FES-middelen en dat later is gecofinancierd met compensatiegelden voor het destijds niet doorgaan van Flevolijn. In Wetsus participeren 115 internationale bedrijven en 25 Europese universiteiten. 

Andere founding partners van Watercampus zijn het Centre of Expertise Water Technology (CEW), een kennis- en innovatiecentrum voor toegepast onderzoek en productontwikkeling op het gebied van watertechnologie en Water Alliance, een op business development en export gericht samenwerkingsverband tussen de overheid, kennisinstellingen én het bedrijfsleven. 

De gemeente en de provincie investeren jaarlijks vier miljoen euro in de campus, dat een totaalbudget heeft voor innovatie en faciliteiten van 20 miljoen. 

Naar de site van WaterCampus Leeuwarden

Lees verder

Nieuws

card image

Nieuws

In Titaan in de Binckhaven werken ondernemers aan een duurzamere wereld

Nieuws

Nieuws

In Titaan in de Binckhaven werken ondernemers aan een duurzamere wereld

De Haagse Unknown Group transformeert bedrijfsgebouw Titaan in de Binckhaven tot een innovatieve hub voor startups en scale-ups die positief bijdragen aan de maatschappij. Met een financiering van FRED ging de ontwikkeling net even wat sneller dan normaal.

“We ondersteunen ondernemers die de wereld willen verbeteren met hun duurzame oplossingen”, vertelt Jurgen Nieuwenhuijsen van Unknown Group. “Titaan in de Binckhaven past hier goed bij. Het is een plek voor bedrijven om te werken. Maar ook een clubhuis voor ondernemers om tussen andere ondernemingen te groeien, te ontwikkelen en impact te maken. Dit is dé plek in Den Haag voor impact scale-ups.”

Nieuwbouwkwaliteit met energielabel A+++

Titaan is de voormalige opslag van een sigarettenfabrikant. Joost Bax van Unknown Group: “Het gebouw is volledig gestript. Alleen de kelderbak en twee buitenmuren zijn blijven staan. De gemeente Den Haag ontwierp het pand van 11.000 m2aan het water als innovatiehub en verkocht het met nieuwbouwkwaliteit aan ons. Het gebouw heeft veel licht en straalt energie uit. Met energielabel A+++ is het ook zeer zuinig.”

Bedrijven in de sectoren voedsel, energie en de maakindustrie

De eerste huurders vestigden zich inmiddels in het gebouw. “We zijn al voor meer dan de helft gevuld met bedrijven variërend van acht tot tachtig medewerkers”, zegt Nieuwenhuijsen. “Zij werken aan duurzame oplossingen in de sectoren voedsel, energie en de maakindustrie. Titaan kan de groeifase waarin deze ondernemingen zitten faciliteren met verschillende typen kantoren verspreid over drie verdiepingen en een souterrain gericht op lichte maakindustrie.”

Huurder koos bewust voor Den Haag dankzij FRED

Een van de bedrijven biedt in het souterrain van Titaan gedeelde keukens aan voedselstartups die daar kunnen koken, experimenteren en produceren. “Dit bedrijf koos bewust voor Den Haag als vestigingslocatie, omdat we hen snel konden faciliteren met de ruimte die ze zochten”, vertelt Joost Bax. “De financiering van FRED droeg bij aan die snelheid, want met de lening konden we het souterrain verbouwen. We zorgden bijvoorbeeld voor een goederenlift en luchtbehandelingskasten voor de ventilatie. Zonder FRED hadden we langer moeten wachten met deze investering. En was de huurder waarschijnlijk elders gaan kijken.”

Bruisende hotspot voor duurzame innovaties

“Dankzij FRED kunnen we Titaan versneld uitrollen als innovatiehub”, vervolgt Bax. “De ontwikkeling gaat in razend tempo en we zetten grote stappen. Met het afronden van het conferentiecentrum met een capaciteit tot 400 personen, het finaliseren van de buitenruimte van Titaan aan de waterkant van de Binckhaven en het plaatsen van de centrale keuken, werken we nu toe naar de grote opening op 7 september 2023. Titaan is dan een bruisende hotspot voor duurzame innovaties, waarmee we bijdragen aan Den Haag als ImpactCity.”

Over het fonds

Het Fonds Ruimte en Economie Den Haag (FRED) speelt in op de toenemende vraag naar kleinere bedrijfsruimtes in Den Haag. Zo draagt dit fonds bij aan een aantrekkelijk ondernemingsklimaat en een gezonde economie.

FRED investeert met behulp van aanvullende leningen in (de aantrekkelijkheid van) bedrijfsruimtes in Den Haag. Zowel voor de verbouwing van bestaande ruimtes, als voor nieuwbouw of de aankoop van een bedrijfspand is financiering vanuit FRED een uitkomst.

Lees verder

Nieuws

card image

Nieuws

Bouw maritieme servicehaven bij Urk een stap dichterbij

Nieuws

Nieuws

Bouw maritieme servicehaven bij Urk een stap dichterbij

Woensdag 19 juli 2023 heeft Provinciale Staten van Flevoland besloten het investeringskrediet voor de realisatie van de Maritieme Servicehaven bij Urk te verhogen. Met deze verhoging is er voldoende budget voor de provincie om de haven tot ontwikkeling te brengen. Deze verhoging van het investeringskrediet is nodig gezien de gestegen prijzen van de afgelopen jaren.

Het belang van de haven

Al meer dan 10 jaar is er behoefte vanuit de maritieme ondernemers op Urk voor uitbreidingsruimte. De haven op Urk is overvol. Het belang van de realisatie van de servicehaven is groot. De maritieme ondernemers doen het goed, maar hebben ontwikkelruimte nodig. Om de positie op de maritieme markt te behouden en te innoveren is ruimte om te groeien hard nodig. De bouw van de buitendijkse servicehaven biedt deze ruimte.

Op de servicehaven zal vanuit een brede maritieme sector worden gewerkt, zoals aan de bouw van schepen, jachten en maritieme dienstverlening. De servicehaven biedt daarnaast toekomstperspectief aan de visserijsector die moet inkrimpen en verduurzamen. Op de servicehaven kunnen innovaties worden gerealiseerd die de visserijsector ondersteunen om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen opereren.

Vergroten financieringsruimte

Eind 2022 stemde ook de Raad van State in met de komst van de haven, het inpassingsplan werd onherroepelijk. Een heugelijk moment voor de ondernemers op Urk die al lange tijd bezig zijn met de plannen voor de inrichting en toepassing van de kade van de nieuwe haven. Het besluit over het ophogen van het investeringskrediet voor de realisatie van de haven was een belangrijke stap die door de provincie genomen moest worden in de voorbereiding van de complexe gebiedsontwikkeling.

Overigens heeft niet alleen de provincie haar financieringsruimte vergroot. De gemeenteraad van Urk heeft eerder deze maand unaniem besloten om € 2 miljoen bij te dragen aan de ontwikkeling van de servicehaven. “Ik ben blij dat we hierin gezamenlijk met de provincie optrekken en zo ver gekomen zijn. Dit onderstreept dat we samen het belang zien van de komst van de MSNF voor heel Flevoland. Deze investeringsimpuls geeft een verdere invulling aan de maritieme ambities van Flevoland en de wens om als Urk een regionale maritieme hotspot te worden in Nederland,” aldus wethouder Middelkoop van de gemeente Urk.

Contracten ondertekenen en realisatie

Kort na de zomer verwacht de provincie de benodigde contracten met zowel de ondernemers als het Rijk en het Waterschap te ondertekenen. Nadat de contracten zijn ondertekend kan de aanbesteding gestart worden. “Het was een ingewikkeld en langdurig proces waarin we met onze regionale gebiedspartners, de maritieme ondernemers, de gemeente Urk, het Rijk en het waterschap heel hard hebben gewerkt om op dit punt te komen. Een belangrijk mijlpaal voor noordelijk Flevoland en de Urker gemeenschap in het bijzonder,” aldus Sjaak Simonse gedeputeerde van de Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland bij provincie Flevoland.

Lees verder

KENNISARCHIEF