In de steeds sneller voortschrijdende energietransitie in Nederland, zien veel bedrijven zich geconfronteerd met een nieuwe uitdaging: netcongestie. Netcongestie ontstaat wanneer de vraag naar elektriciteitstransportcapaciteit groter is dan het aanbod, wat leidt tot een overbelasting van het elektriciteitsnet. Dit probleem belemmert de groei van het Nederlandse bedrijfsleven, met name in sectoren als logistiek, bouw en industrie.

Om bedrijven te helpen deze uitdaging het hoofd te bieden, organiseren HAN University of Applied Sciences, Connectr – Energy Innovation, en het Sustainable Electrical Energy Centre of Expertise (SEECE) de masterclass 'Grip op Netcongestie'. Deze masterclass biedt een uitgebreide introductie en praktische strategieën om netcongestie te begrijpen en aan te pakken.

Tijdens de masterclass krijgen deelnemers inzicht in zowel technische als niet-technische oplossingen voor netcongestie. Zo wordt er aandacht besteed aan innovatieve contractvormen, gedragsveranderingen en de rol van Congestion Service Providers (CSPs) in samenwerking met netbeheerders. Verder worden technische oplossingen zoals het gebruik van batterijen, aggregaten en lokale energieopwekking besproken.

Voor wie?

De masterclass is bedoeld voor ondernemers en beleidsmakers die direct te maken hebben met de gevolgen van netcongestie of hierop voorbereid willen zijn. Deelnemers zullen leren hoe zij een energieprofiel voor hun bedrijf kunnen opstellen en welke stappen zij kunnen nemen om de benodigde transportcapaciteit te optimaliseren.

Wanneer en waar?

De masterclass vindt plaats op 7 en 14 november 2024 bij het Connectr Shared Office (op IPKW) in Arnhem. 

Kosten

De kosten voor deelname bedragen € 495,- voor beide cursusdagen. Los inschrijven voor 1 dag is niet mogelijk.
De deelnemers ontvangen een bewijs van deelname van de HAN University of Applied Sciences. Dit bewijs van deelname wordt uitgegeven samen met Connectr - Energy innovation en SEECE.

Meer informatie en aanmelden

Voor aanmelding en meer informatie over het programma, ga naar Masterclass Grip op Netcongestie (han.nl)

Event
BT Event: ‘Sturende bedrijventerreinen, ruimte maken voor transities’
BT Event: ‘Sturende bedrijventerreinen, ruimte maken voor transities’

‘Sturende bedrijventerreinen – ruimte maken voor transities’ is hét thema van het 19e BT Event op donderdag 14 november in De Fabrique in Utrecht. Want naast een faciliterende rol door het accommoderen van ruimtevragen, hebben de 3800 bedrijventerreinen in Nederland als vitale infrastructuur per definitie een sturende impact op de wereld van morgen. Door te kiezen welke ruimtevragen je wel of niet accommodeert, welke activiteiten je wáár accommodeert, welke circulaire stromen je mogelijk maakt, hoe je ruimte biedt aan opwek en opslag van energie en hoe je een vruchtbare bodem legt voor innovatieclusters, kun je transities helpen versnellen. De ruimte en activiteiten op bedrijventerreinen hebben daarin een cruciale rol.  Het borgen van ruimte voor stadsverzorgende (circulaire) bedrijvigheid en praktische banen in de nabijheid van bevolkingsconcentraties, is een nadrukkelijk doel van gemeenten die bij gronduitgifte steeds vaker op maatschappelijke waardecreatie sturen.  Waar ruimte en grond al zijn vergeven, willen overheden – zo goed en kwaad als het gaat – regie terugpakken op bedrijventerreinen. Creatief omgaan met bestaande/beschikbare ruimte door beter benutten, intensiveren, stapelen en mixen vergroot zowel de maatschappelijke als economische output. Op nationaal niveau ontstaat – gevoed vanuit meervoudige schaarste – een nieuw paradigma van ‘keuzes maken’. Selectieve groei en het mogelijk afschalen van economische sectoren die veel ruimte vragen, maar een beperkte economische en maatschappelijke waarde genereren, zijn geen taboes meer. Tegelijk dringt het besef door dat bepaalde sectoren door digitale en circulaire transities juist méér ruimte nodig hebben. Denk daarbij aan grootschalige (data)logistiek, en de opslag/verwerking van reststromen. Deze relatief nieuwe ruimtevragers moeten zo goed mogelijk worden ingepast. Zowel fysiek-ruimtelijk, als binnen een duurzaam economisch-ruimtelijk systeem. Op het BT Event in Utrecht gaan we, samen met onze partners Provincie Utrecht, Gemeente Utrecht, Gemeente Amersfoort en de NV OMU, aan de slag met de sturende rol die bedrijventerreinen kunnen oppakken. Met een duidelijke focus op processen, praktische oplossingen, financierbaarheid en uitvoerbaarheid. HOUD DE CONGRESSITE IN DE GATEN VOOR MEER INFO.  

14-11-2024
Nieuws
Delft komt met actieprogramma voor meer ruimte voor bedrijven
Delft komt met actieprogramma voor meer ruimte voor bedrijven

Tien procent van de nieuwe bouwprogramma’s moet gekoppeld zijn aan werk, bestaande bedrijfsruimte mag niet worden ingezet voor andere doeleinden en leegstaand vastgoed moet zorgen voor meer tijdelijke en betaalbare bedrijfsruimten. Dat zijn drie maatregelen waarmee Delft werkgelegenheid een impuls wil geven. De stad wil zich nog nadrukkelijker profileren als innovatiestad.  Delft wil vasthouden aan zijn eerdere doelstelling dat er minimaal 10.000 extra banen op alle niveaus bijkomen, plus de daarbij behorende 100.000 vierkante meter extra bedrijfsruimte. De uitbreiding is nodig omdat er steeds meer mensen in Delft wonen.  ‘Daarnaast willen we voorkomen dat Delft een stad wordt waar mensen alleen wonen maar niet kunnen werken’, schrijft wethouder Maaike Zwart van economie, duurzaamheid, werk en inkomen in het Actieprogramma Ruimtelijk-Economische Visie 2024-2026.  De afgelopen jaren nam de omvang van de bedrijfsruimte af. Dat wil Zwart stoppen. ‘We werken alleen bij uitzondering mee aan het omzetten van bedrijfsruimte voor andere doelen. Dat kan alleen wanneer de locatie op lange termijn niet geschikt is voor een economische functie. Uitgangspunt is dan dat het verlies aan bedrijfsruimte terugkomt op een andere plek in de stad.’   Ook bij nieuwe ontwikkelingen neemt Zwart maatregelen. ‘Ten minste 10 procent van de nieuwe bouwprogramma’s in de woningbouw- en gebiedsontwikkelingen moet gekoppeld zijn aan economische activiteiten’.  Kraamkamer innovatieve bedrijven Het actieprogramma ondersteunt Delft als kraamkamer voor innovatieve bedrijven. Binnen het Innovatiedistrict Delft (IDD), vlak bij de binnenstad, werken deze bedrijven nauw samen met kennisinstellingen.  Om die positie te behouden en verder te versterken is er ruimte nodig voor bedrijven om zich te vestigen of door te groeien, aldus Zwart. ‘Goede samenwerking tussen bedrijven, overheden en andere organisaties is cruciaal. Binnen het Innovatiedistrict Delft vullen we dit concreet in.   Ook de ontwikkelingen rondom de Biotech Campus op het DSM-terrein dragen bij aan het versterken van het kennisecosysteem, aldus Zwart. Naast het IDD richt Delft zich op een passende en efficiënte invulling van de bedrijfsruimte in het aangrenzende gebied Schieoevers.   Om de innovatieve sector te ondersteunen, zet Delft zichzelf neer als een "living testing ground" voor innovaties die op de fieldlabs de eerste stap hebben gezet.  Op regionaal niveau intensiveert de gemeente de samenwerking met BPH Business Park Haaglanden en het Woon-Werk Akkoord Haagse regio. Daaruit moeten nieuwe programma’s voortkomen die de werkgelegenheid in Delft versterken. Lees het hele artikel ook op Stadszaken.nl    Biotech Campus Delft. Foto: Milos Ruzicka / iStock.com

20-03-2024
Nieuws
‘Koester binnenstedelijke bedrijventerrein voor last mile en bouwdistributie’
‘Koester binnenstedelijke bedrijventerrein voor last mile en bouwdistributie’

Er is in de stad meer ruimte nodig voor stadslogistiek. Daarvoor is het nodig dat binnenstedelijke bedrijventerreinen worden gekoesterd, aldus Jordi Hubers van Buck Consultants International (BCI). Logistieke aanbieders blijven sceptisch over mengen met wonen, toont nieuw onderzoek van BCI. Juist vanwege die groeiende behoefte van last mile-stadsdistributie wijst senior adviseur Hubers op het belang van het behoud van binnenstedelijke bedrijventerreinen. ‘Maar óók voor bijvoorbeeld installatie- en bouwbedrijven, andere stadsverzorgende functies en natuurlijk ook de maakindustrie'. Veranderingen in onze economie en maatschappij leiden tot een toename van het aantal logistieke bewegingen, van en naar de stad. Dat vraagt om fysieke ruimte. Niet alleen in de stad of aan de rand (stadshubs), maar óók buiten de stad in de vorm van grotere distributiecentra, stelt Hubers. In de felle strijd om de ruimte in de stad is volgens hem herontwikkeling van bestaande verouderde binnenstedelijke bedrijventerreinen een deel van de oplossing voor het ruimtetekort. ‘Naast stadsdistributie, installatie- en bouwbedrijven, andere stadsverzorgende functies en de maakindustrie vormen deze terreinen ook een oplossing voor een betere en duurzamere afhandeling van bouwlogistiek.’  ‘Zo maar naar de bouwplaats rijden kan écht niet meer’, verklaarde directeur Ron Frazer van VolkerWessels Materieel & Logistiek (VWML) vorig jaar in een interview met Logistiek.nl. VWML ontwikkelde afgelopen jaren al vier bouwhubs in en nabij steden. Frazer is fel pleitbezorger van de ontwikkeling van een landelijk netwerk van duurzame white label bouwhubs. Herontwikkeling succesvol Maar ruimte in de stad is schaars. Om voldoende ruimte te creëren voor logistiek in stedelijke omgevingen is volgens Hubers herontwikkeling van verouderde en onderbenutte bedrijvenzones nodig.  Uit een inventarisatie van een twintigtal herontwikkelingsprojecten in West- en Zuid-Nederland dat BCI medio vorig jaar uitvoerde, blijkt dat herontwikkeling van verouderde zones op bedrijventerreinen naar moderne gebouwen voor met name logistiek succesvol kan zijn, stelde het adviesbureau zelf vast. ‘De intensiteit van het ruimtegebruik nam in de 20 casussen met 84 procent toe, de werkgelegenheid verzevenvoudigde en verouderde gebouwen op vervuilde terreinen zijn vervangen door toekomstbestendige en duurzame logistieke gebouwen', aldus Hubers. ‘De gebouwen hebben vrijwel allemaal het BREEAM-duurzaamheidskenmerk en zijn energiezuinig gebouwd en vaak van zonnepanelen voorzien.’ Op herontwikkelde terreinen die BCI onderzocht, vonden voorheen vaak aflopende industriële activiteiten en opslag plaats. Mede daarom moest er wel vaak gesaneerd worden, wat in drie op de vier gevallen resulteerde in vijf tot vijftien procent meerkosten in vergelijking met een “greenfield-ontwikkeling” in dezelfde regio. De maatschappelijke baten wegen daar volgens hem vaak tegenop. Goede woon-werkbalans Hubers somt nog wat voordelen op van herontwikkeling. Zo is op brownfields vaak nog een netaansluiting aanwezig, terwijl het op greenfield-locaties nog maar de vraag is of je aansluiting kunt krijgen.  ‘Vooral oude fabriekslocaties zijn zeer geschikt. Vaak zijn deze locaties oorspronkelijk als werklocatie ontwikkeld, ze liggen dicht bij het centrum, met een goede aansluiting op infra en uitvalswegen en personeel dichtbij.’ Hubert onderkent dat wonen qua platte grondopbrengst vaak meer oplevert, maar gemeenten ook moeten zorgen voor een goede woon-werkbalans en gevarieerde ruimte voor economie. ‘Anders word je als stad een monocultuur en liggen complementaire functies wonen en werken te ver uit elkaar. Dubbelgebruik door het mengen van wonen en werken, ziet de Nederlandse logistieke sector (nog) niet zitten. ‘Dat lukt vrijwel nooit’, oordelen twee op de drie respondenten in een nieuw onderzoek uit januari waarin BCI de logistieke sector bevroeg over nieuwe ontwikkelingen in het veld. Laat staat verticaal op gebouwniveau, waarmee in steden als Londen en Parijs wordt geëxperimenteerd. Ronduit positief oordelen de respondenten van het nieuwe onderzoek ‘Perspectief op logistiek Vastgoed 2024’ over functiecombinaties van logistiek met andere bedrijfssectoren, en redelijk positief over combinaties met kantoren en landschappelijk inpassing van logistiek. Volgens Hubers zou de vraag voorop moeten staan hoe functies elkaar kunnen versterken. ‘Woon-werkwijken zorgen voor een bepaalde reuring. Maar wonen combineren met zwaar transport – ook al is het technisch mogelijk – is vragen om moeilijkheden.’ Het mixen van kantoren anders dan de kantoren van de logistieke bedrijven zelf op logistieke terreinen zou Hubers niet willen aanmoedigen. Kantoorpersoneel is volgens hem nu al moeilijk naar kantoor te krijgen. ‘Op de kantorenmarkt zien we een verschuiving van functionele naar meer betekenisvolle kantorenlocaties waar werknemers graag willen werken.' 'Dit leidt ertoe dat omgevingen en gebouwen met veel dynamiek en interactie meer in trek raken. Logistieke bedrijventerreinen zijn daarom geen goede ‘match’ met zelfstandige kantoren.’ Een aantrekkelijke werkomgeving staat volgens hem voorop. En geen werkomgeving die verstoord wordt door continue logistieke stromen. Transit oriented development Opvallend is dat respondenten aangeven dat bereikbaarheid per openbaar vervoer een belangrijker locatieselectie- en ontwerpcriterium wordt: 59 procent belangrijk tot zeer belangrijk in 2023 naar 85 procent belangrijk tot zeer belangrijk in 2027. Hubers wijst in dat verband op het belang van ‘transit oriented development’ van bedrijvenlocaties nabij OV-voorzieningen. Dat betekent niet dat hij verwacht dat logistieke terreinen zullen verrijzen nabij treinstations. ‘Die locaties zullen toch eerder voorbehouden blijven aan woon- of woonwerkomgevingen.' 'Maar het is wel iets waar je aan de voorkant van economische gebiedsontwikkeling rekening mee moet houden, dat er bijvoorbeeld buslijnen zijn ingepland, die ook nog eens op gunstige tijden rijden. Dit is zowel een opdracht aan overheden als aan bedrijven zelf. In sommige gevallen zal de sector bereid moeten zijn mobiliteitsconcepten mee te organiseren.’ BCI informeerde bij de logistieke sector in hoeverre zij verwachten de komende drie jaar dat overheden eisen en stringentere randvoorwaarden gaan stellen aan de realisering van distributiecentra.  ‘Met het stellen van architectonische normen, eisen rond zonnepanelen op het dak van grotere distributiecentra, het verplicht delen van energie én het garanderen van een goede en veilige werkomgeving voor personeel kunnen de vastgoedontwikkelaars en beleggers goed uit de voeten.' ‘De ‘gaten’ tussen wat vastgoedpartijen nu al doen en wat ze denken dat de overheden in 2027 verplicht gaan stellen, zitten vooral in energieneutraliteit van gebouwen, de meest stringente BREEAM-normen als ‘good’, ‘very good’ en ‘excellent’ en klimaatadaptieve maatregelen, zoals een groen dak, biodiversiteit en regenwateropvang.’ Resumerend concludeert Hubers dat stedelijke regio’s niet voldoende ruimte hebben om álle ruimtevragen te accommoderen en beter benutten van bestaande ruimte daarom prioriteit moet krijgen. Daarvoor is hoe dan ook geld nodig.  Het ministerie van EZK stelt in haar Programma Ruimte voor Economie negen miljoen euro beschikbaar voor pilots beter benutten. Hij moedigt EZK en andere overheden aan daar meer geld in te steken. Voor een belangrijk deel is dit geld volgens hem revolverend, mits er een goede organisatie achter zit. Tegenover de kosten die niet revolverend zijn zouden idealiter wel maatschappelijke opbrengsten moeten staan, bijvoorbeeld milieuwinst. Lees het volledige artikel ook op Stadszaken.nl

26-02-2024
Aanmelden nieuwsbrief