Als er niet snel wordt ingegrepen worden de bedrijventerreinen een ondergeschoven kindje in de woningbouwdiscussie. 'Bedrijven in de lichtere milieucategorie moeten meer richting de stad, en plaatsmaken voor het type bedrijf waar de terreinen voor bedoeld zijn', dit zegt SKBN-voorzitter Theo Föllings in gesprek met VJ. 

Als er niet snel wordt ingegrepen lijken de Nederlandse bedrijventerreinen een ondergeschoven kindje te worden in de woningbouwdiscussie. Er zijn twee kritieke kwesties die volgens de Stichting Kennisalliantie Nederlandse Bedrijventerreinen (SKBN) onmiddellijke aandacht van minister De Jonge vereisen.

'De Jonge is ook minister voor Ruimtelijke Ordening'

De laatste jaren draait het in de discussies over stedelijke ontwikkeling vooral over woningbouw. Beleid voor de cruciale bedrijventerreinen in de Nederlandse steden dreigen hierdoor een ondergeschoven kindje te worden. ‘Terwijl we ambitieuze plannen nastreven om aan de groeiende vraag naar huisvesting te voldoen, is het van cruciaal belang dat we de noodzaak om onze bedrijventerreinen onder de loep te nemen en te optimaliseren niet verwaarlozen’. Aan het woord is Theo Föllings, voorzitter van de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SKBN). Hij wijst erop dat het ook de taak is van Hugo de Jonge, die niet alleen minister voor Volkshuisvesting is maar ook voor Ruimtelijke Ordening, om een betere balans te vinden tussen de woningbouw en de noodzakelijke bedrijventerreinen.

De meeste Nederlandse bedrijventerreinen omvatten een scala aan activiteiten, waaronder distributie, groothandel en andere stedelijke diensten zoals ambachten en de auto-industrie. Op dit moment vallen van de 3.800 bedrijventerreinen in Nederland naar schatting vallen maar liefst 3.600 in de categorie gemengd gebruik. Er zijn echter twee kritieke kwesties die volgens de kennisalliantie onmiddellijke aandacht vereisen.

Strenger beleid op scheefwerken

Ten eerste is er het probleem van ongepaste grondtoewijzing vanuit gemeenten. Sommige bedrijven die zich op bedrijventerreinen hebben gevestigd voeren bedrijfsactiviteiten die te licht zijn voor de milieucategorie uit het bestemmingsplan. Hierdoor houden zij ruimte bezet die niet voor hen bedoeld is. Met als resultaat dat de zwaardere industrie geen plek kan vinden waar zij hun bedrijfsactiviteiten, die wel voldoen aan de milieucategorie, kunnen uitvoeren.

Föllings: ‘De Nederlandse campussen en innovatiedistricten lijken hier al van te hebben geleerd en hanteren daarom een strenger toelatingsbeleid. Voor de gemengde bedrijventerreinen, waar we er in Nederlands pakweg 3.600 van hebben, beginnen we pas de laatste jaren na te denken over circulaire economie en ruimte voor deze activiteiten. En daarmee komt het probleem ‘scheefwerken’ in meer in beeld en gaan we nadenken over hoe we dit kunnen aanpakken, maar dat kost tijd én geld. Het is wel van belang daar nu al rekening mee te houden.’

Lichte bedrijven inpassen in de stedelijke gebieden

Zijn er om dit probleem te tackelen meer vierkante meters nodig voor bedrijventerreinen? Föllings: ‘Wat we nu nodig hebben is ‘schuifruimte’. Wanneer de bedrijventerreinen op de juiste manier wordt (her)ingericht, zal het aantal meters onder de streep mogelijk  vergelijkbaar zijn met  wat we nu hebben. Dat betekent wel dat de lichte bedrijven zich meer richting de stedelijke gebieden moeten verplaatsen. Daar moet wel ruimte voor zijn.’

Als minister De Jonge blijft streven naar een ambitieuze jaarlijkse productie van 100.000 nieuwe woningen, is er volgens de SKNB ongeveer 26 miljoen vierkante meter bedrijfsruimte nodig. Door echter de niet-actuele leegstand te verminderen en efficiënter gebruik van ruimte te implementeren, kan het vereiste nieuwe volume beperkt worden tot ongeveer 20 miljoen vierkante meter. Kwaliteit over kwantiteit.

Het feit dat er nu überhaupt over het herinrichten van bedrijventerreinen wordt gesproken, zal volgens Föllings leiden tot nieuwe concepten en innovatieve oplossingen. ‘Maar deze transformatie zal echter wel om tijd en gezamenlijke inspanning vragen.’

30 procent van bedrijventerrein-gebruikers kunnen naar stedelijk gebied
Op dit moment is er gemiddeld 26,3 vierkante meter bedrijfsruimte per woning. Met de ambitieuze jaarlijkse productie van 100.000 nieuwe woningen, is er volgens de kennisalliantie ongeveer 26 miljoen vierkante meter bedrijfsruimte nodig. Door echter de niet-actuele leegstand te verminderen en efficiënter gebruik van ruimte te implementeren, kan het vereiste nieuwe volume worden beperkt tot ongeveer 20 vierkante meter per nieuwe woning. In totaal gaat het dan om 20 miljoen vierkante meter bedrijfsruimte die daarvoor nodig is. 'Ruimtelijke analyses tonen aan dat ongeveer 30 procent van de activiteiten die momenteel plaatsvinden op bedrijventerreinen ondergebracht kunnen worden in gemengd gebruik zones in stedelijk gebied. Hiervoor moet echter wel voldoende ruimte beschikbaar zijn.' Föllings wil beleidsmakers erop attenderen om hier rekening mee te houden bij gebiedsontwikkelingen.

De toekomst van logistiek

In het kader van de themamaand Logistiek vroeg VJ Föllings ten slotte naar zijn visie met betrekking tot de grotere bedrijventerreinen c.q. distributiecentra en de discussie rondom de ‘verdozing’ van het landschap. ‘Wat er de afgelopen jaren is bijgebouwd aan grote distributiecentra is mede het gevolg van het  het ABC-locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen, dat in de jaren negentig in gang is gezet door de overheid. Wel doordacht en met als variabelen mobiliteit en het aantal werknemers. Het uitgangspunt van het plan was dat bedrijven met veel werknemers of bezoekers zich bij voorkeur moeten vestigen op een locatie die goed ontsloten is door openbaar vervoer. Omgekeerd moest de ontwikkeling van publieks- of arbeidsintensieve bedrijven op locaties die alleen per auto bereikbaar zijn, worden tegengegaan. Deze locaties dienden te worden gereserveerd voor arbeidsextensieve bedrijven die voor de bedrijfsvoering afhankelijk zijn van transport over de weg. En zo geschiedde. 'We weten ook dat een dergelijk beleid 10 tot 15 jaar nodig heeft om zichtbaar te worden. Aan het begin van dit millennium is door het ministerie voor Ruimtelijke Ordening dit beleid on hold gezet maar zien we de doorwerking nog altijd terug langs onze snelwegen', aldus Föllings.

Hij vervolgt: 'De digitalisering van onze samenleving doet ook nog eens een duit in het zakje waardoor distributiepatronen rond goederenstromen en mobiliteitsvraagstukken van mensen, in termen van werken en vrij tijd, zich wijzigen. Deze effecten kunnen we nog niet allemaal uitekenen op de ruimtelijke tekentafels maar dat ze verder van invloed zullen zijn op het ruimtegebruik en locatie-ontwikkeling, is voor menigeen geen punt van discussie meer. Steeds meer horen we dat ook de energiehuishouding rond bedrijventerreinen mogelijk bepalend gaat worden welke locaties voor wat voor een soort bedrijvigheid kunnen worden ontwikkeld. Dit vraagt om nadere beschouwing.'

Föllings antwoordt geen glazen bol te hebben, op de vraag of er meer grote logistieke centra moeten worden bijgebouwd, nu de vraag fors is afgenomen. ‘Er is welllicht voor de behoefte van nu genoeg gebouwd, misschien moeten we nu even een soort van adempauze nemen.’

Bron: Vastgoedjournaal.nl
 

07-06-2023
Event
BT Event: ‘Sturende bedrijventerreinen, ruimte maken voor transities’
BT Event: ‘Sturende bedrijventerreinen, ruimte maken voor transities’

‘Sturende bedrijventerreinen – ruimte maken voor transities’ is hét thema van het 19e BT Event op donderdag 14 november in De Fabrique in Utrecht. Want naast een faciliterende rol door het accommoderen van ruimtevragen, hebben de 3800 bedrijventerreinen in Nederland als vitale infrastructuur per definitie een sturende impact op de wereld van morgen. Door te kiezen welke ruimtevragen je wel of niet accommodeert, welke activiteiten je wáár accommodeert, welke circulaire stromen je mogelijk maakt, hoe je ruimte biedt aan opwek en opslag van energie en hoe je een vruchtbare bodem legt voor innovatieclusters, kun je transities helpen versnellen. De ruimte en activiteiten op bedrijventerreinen hebben daarin een cruciale rol.  Het borgen van ruimte voor stadsverzorgende (circulaire) bedrijvigheid en praktische banen in de nabijheid van bevolkingsconcentraties, is een nadrukkelijk doel van gemeenten die bij gronduitgifte steeds vaker op maatschappelijke waardecreatie sturen.  Waar ruimte en grond al zijn vergeven, willen overheden – zo goed en kwaad als het gaat – regie terugpakken op bedrijventerreinen. Creatief omgaan met bestaande/beschikbare ruimte door beter benutten, intensiveren, stapelen en mixen vergroot zowel de maatschappelijke als economische output. Op nationaal niveau ontstaat – gevoed vanuit meervoudige schaarste – een nieuw paradigma van ‘keuzes maken’. Selectieve groei en het mogelijk afschalen van economische sectoren die veel ruimte vragen, maar een beperkte economische en maatschappelijke waarde genereren, zijn geen taboes meer. Tegelijk dringt het besef door dat bepaalde sectoren door digitale en circulaire transities juist méér ruimte nodig hebben. Denk daarbij aan grootschalige (data)logistiek, en de opslag/verwerking van reststromen. Deze relatief nieuwe ruimtevragers moeten zo goed mogelijk worden ingepast. Zowel fysiek-ruimtelijk, als binnen een duurzaam economisch-ruimtelijk systeem. Op het BT Event in Utrecht gaan we, samen met onze partners Provincie Utrecht, Gemeente Utrecht, Gemeente Amersfoort en de NV OMU, aan de slag met de sturende rol die bedrijventerreinen kunnen oppakken. Met een duidelijke focus op processen, praktische oplossingen, financierbaarheid en uitvoerbaarheid. HOUD DE CONGRESSITE IN DE GATEN VOOR MEER INFO.  

14-11-2024
Nieuws
'Overheden kunnen meer doen om netcongestie te voorkomen'
'Overheden kunnen meer doen om netcongestie te voorkomen'

In de strijd tegen netcongestie spelen netbeheerders een grote rol, maar provincies en gemeenten kunnen vaak meer bijdragen dan gedacht. Tijdens de Schakeldag in Den Bosch wees adviesbureau AT Osborne erop dat decentrale overheden meer regie kunnen pakken. Dat speelveld moet wel veranderen, met nog meer handvatten en afwegingsruimte voor provincies en gemeenten. Dat het elektriciteitsnet vol zit en steeds verder overbelast raakt, mag bekend zijn. De impact wordt extra duidelijk met een landkaart waarop bijna alle provincies rood kleuren. Met die opening leidde adviesbureau AT Osborne een van de kennissessies op de Schakeldag in Den Bosch.   Uitbreiding en versterking van het net blijft nodig, maar is nog vooral een taak voor netbeheerders. AT Osborne bracht daarom in beeld welke juridische middelen provincies en gemeenten hebben om ruimtelijk meer invloed uit te oefenen op het net. Sturen op aanbod Decentrale overheden kunnen strakker regie pakken op de stroominvoer op het elektriciteitsnet. Dit kan bijvoorbeeld bij het zorgvuldig aanwijzen van locaties voor de grootschalige (duurzame) opwek van elektriciteit. Op andere plekken hebben ze de mogelijkheid om dit te verbieden.   Sturen op vraag Een andere belangrijke invloed voor provincies en gemeenten ligt bij het zorgvuldig sturen op de afname van elektriciteit en de capaciteitsvraag. Het is aan overheden om locaties aan te wijzen waar grote energievragers, zoals wijken of bedrijven, zich wel of niet mogen vestigen.   Beter benutten Slimme systeemoplossingen en maatregelen voor een betere energie-efficiëntie bieden meer ruimte. Dit bepaalt hoe nieuwe functies worden aangesloten en met welke capaciteitsvraag. Denk aan een gedeelde aansluiting van een zonne- en windpark of het beter timen van de netbelasting. ‘Een ander voorbeeld is cable pooling, of het afvlakken van pieken', benoemde Eefje Remijn van AT Osborne. Daarbij wordt een bestaande netaansluiting - en daarmee dezelfde elektriciteitskabel - ingezet voor twee verschillende opwekcentrales. Dit is vaak mogelijk en beperkt de congestie.   Elektriciteitsopslag Hierbij gaat het om slimme systeemoplossingen zoals batterijen en de omzet naar een andere energiedrager zoals waterstof. Het opslaan van energie zorgt vooral voor een flexibelere invoer en afname van stroom op het net.   Juist de combinatie van deze vier instrumenten bepaalt of het doel van provincies of gemeenten wordt gehaald, valt te lezen in een onderzoek van het adviesbureau. Om te beoordelen welke instrumenten ingezet kunnen worden, heeft het bureau een “stroomschema” gemaakt. ‘We zien dat steeds meer overheden regels opstellen om hier zorgvuldig op te sturen’, zei Remijn. Meer speelruimte nodig Hoewel deze vier mogelijkheden meer regie geven aan overheden, ligt de meeste speelruimte nog bij de netbeheerders. Dat is een gevolg van de nog actuele Gaswet en Elektriciteitswet uit 1998. ‘Die wet gaat heel erg uit van een centraal beheer van het net, waarbij overheden weinig bevoegdheden hebben, en netbeheerders juist veel', zei Jacco Karens van het adviesbureau. Toch hebben netbeheerders en overheden veel overlappende belangen en bevoegdheden. ‘Dit is een grijs gebied, waarin voor overheden meer concretisering moet komen zodat ze meer speelruimte krijgen', vervolgde Karens.   ‘Het is bijvoorbeeld nog onduidelijk of een gemeente een batterij kan weigeren - omdat deze de druk op het net alleen maar zou toenemen – en in plaats daarvan kan kiezen voor een andere invulling.’ Elektriciteitsprojecten versnellen Onlangs werd besloten dat netbeheerders grote elektriciteitsprojecten met 1,5 jaar kunnen versnellen, als deze kunnen worden aangewezen als ‘zwaarwegend maatschappelijk belang’.   ‘Dit is een goede stap, maar wederom geldt deze afwegingsruimte niet voor het werk van overheden.’ Het huidige speelveld moet daarom op de schop. ‘Netcongestie speelt in veel uiteenlopende regio's en vraagt om een nieuwe decentrale aanpak’, vervolgde Karens.   De nieuwe Energiewet van minister Jetten moet daar verandering in brengen. Al heeft deze nog steeds beperkingen, benadrukte Remijn. ‘De wet bevat nog weinig vernieuwende regels voor decentrale overheden om te sturen op het belang van de energievoorziening.’ Betere locatie batterijen Vanuit de zaal tijdens de Schakeldag gaf een medewerker van netbeheerder TenneT nog drie adviezen aan overheden.   'Kijk bij inpassing goed of de operatie een regionale of landelijke verhouding betreft. Ook kunnen gemeenten en provincies nog scherper kijken naar de aansluitingsmogelijkheden voordat ze grond uitgeven aan nieuwe bedrijven.’ Het derde advies van de netbeheerder is om als overheid nauw te blijven samenwerken met Tennet. ‘Installaties die positief zijn voor de netcongestie worden niet altijd goed geïnstalleerd.’   Zo heeft een batterij een positief effect op netcongestie, maar wordt die volgens de medewerker van TenneT vaak te dicht bij een hoogspanningsverbinding geïnstalleerd. ‘Dat is juist slecht is voor het net. Het is daarom belangrijk om altijd goed te communiceren met de landelijke netbeheerder.'  Uitbreiding en versterking van het net blijft nodig, maar is nog vooral een taak voor netbeheerders. AT Osborne bracht daarom in beeld welke juridische middelen provincies en gemeenten hebben om ruimtelijk meer invloed uit te oefenen op het net. Lees het volledige artikel ook op Stadszaken.nl

27-06-2024
Nieuws
Utrecht krijgt eigen circulair grondstoffendepot
Utrecht krijgt eigen circulair grondstoffendepot

  De gemeente Utrecht krijgt een eigen grondstoffendepot voor de opslag van materialen uit de openbare ruimte die geschikt zijn voor hergebruik. Hiervoor is speciaal een stuk grond aangekocht op bedrijventerrein Lage Weide. Hier zal het eerste grondstoffendepot van Utrecht worden gerealiseerd, waar bijvoorbeeld stoeptegels en onderdelen van speeltuinen kunnen worden opgeslagen, gerepareerd en schoongemaakt, zodat ze later op een andere plek opnieuw kunnen worden gebruikt. Met het depot zet de gemeente Utrecht een belangrijke stap richting het doel om in 2050 een volledig circulaire stad te zijn. “Hoe we omgaan met materialen is niet houdbaar,” vertelt wethouder Susanne Schilderman. “Daarom willen we als stad in 2050 volledig circulair zijn. Utrecht is één van de eerste steden in Nederland die op eigen grond een circulair grondstoffendepot realiseert. Ik ben er erg trots op want hiermee geven we onze materialen een nieuw leven. Bedrijventerrein Lage Weide staat al jaren bekend om hoe zij duurzaam met grondstoffen omgaan. Het is mooi dat wij hier onderdeel van gaan uitmaken, door een plek in te richten waar we kunnen experimenteren en leren over het hergebruik van materialen.” Onlangs is de ‘Visie Utrecht Circulair 2050’ aan de gemeenteraad aangeboden, waarin staat beschreven hoe de gemeente wil komen tot een volledig circulaire stad in 2050. Om dat doel te bereiken is er genoeg ruimte nodig om circulaire activiteiten, zoals opslag en hergebruik van materiaal, mogelijk te maken. In de stad zijn veel waardevolle grondstoffen en herbruikbaar materiaal te vinden in de openbare ruimte, zoals stoeptegels, speeltoestellen en lichtmasten. Bij onderhoudswerkzaamheden en herinrichtingen komen veel van deze grondstoffen vrij. Nu is er vaak niet genoeg ruimte om deze (rest)materialen hoogwaardig te kunnen hergebruiken, bijvoorbeeld om de stoeptegels schoon te maken en te verpakken. Daardoor gaan die stoeptegels en andere verharding nu vaak naar de aannemer, waar er puin van wordt gemaakt voor onder andere wegfundering. Bij de productie van stoeptegels en andere verharding worden kostbare grondstoffen en energie verbruikt, waarbij er veel CO2 vrijkomt. Door het grondstoffendepot kunnen ze binnenkort een tweede leven krijgen. De komende maanden worden gebruikt om een inrichtingsplan te maken voor het terrein en het terrein klaar te maken voor het depot. Samenwerking met andere Europese steden Het gemeentelijk grondstoffendepot voor materialen uit de openbare ruimte is een nieuwe ontwikkeling, waar in Nederland en Europa nog weinig ervaring mee is. Utrecht ontvangt voor het ontwikkelen van een gemeentelijk grondstoffendepot een subsidie van €300.000,- uit het Noordwest Europa programma van Interreg Europe. Interreg Europe is een Europees initiatief waarbij verschillende Europese steden en organisatie worden ondersteund bij innovatieve projecten door onder andere subsidiemogelijkheden en kennisplatforms te bieden. Meerdere Europese steden en organisaties werken samen in het Noordwest Europa programma, dat zich richt op innovaties met en efficiënt gebruik van hulpbronnen en materialen. Plek voor meer circulaire activiteiten Naast het grondstoffendepot is er op de locatie ook plek voor andere circulaire activiteiten. In Utrecht stad en regio is ruimte voor bedrijvigheid zeer schaars. Gezien het belang van circulaire grondstofverwerkende bedrijven voor de stad en regio is het belangrijk dat we daar waar mogelijk sturen op het behoud van deze functies. Met het aankopen van deze locatie wil de gemeente naast het realiseren van een grondstoffendepot ook ruimte bieden aan essentiële circulaire bedrijvigheid. Zo biedt de locatie ruimte om in de nabije toekomst papierinzameling te huisvesten. Daarnaast zijn er kansen om groenrecycling een plek te geven. Deze mogelijkheden worden verkend, waarbij onder andere zaken zoals de capaciteit van het elektriciteitsnet worden meegenomen. De gunstige locatie van De Trip maakt het ook mogelijk en makkelijk om het transport van grondstoffen deels via het Amsterdam Rijnkanaal te doen, wat zorgt voor aanzienlijk minder transportbewegingen en lagere CO2-uitstoot.   Foto: Grondstoffendepot Utrecht, Lage Weide Fotocredit: gemeente Utrecht

13-02-2024
Aanmelden nieuwsbrief