Auteur: Marije Groen is senior consultant bij Buck Consultants International (BCI). Deze column verscheen eerder op Stadszaken.nl
Herontwikkeling is hot. Het dringt inefficiënt gebruik van ruimte terug, versterkt het vestigingsklimaat en leidt tot investeringen in duurzaam vastgoed. Toch blijft realisatie lastig. De ontwikkeling van brownfields vraagt namelijk om grote langjarige investeringen die voornamelijk door de markt gedaan moeten worden, met voor overheden een ondersteunende rol. Zolang het Rijk niet over de brug komt met een stevig ondersteuningsbudget, zoeken we naar oplossingen in een andere hoek. Wellicht zouden Europese programma’s hier een oplossing kunnen bieden?
Herontwikkeling van bedrijventerreinen -ofwel het opnieuw ontwikkelen van ruimte die al in gebruik is voor betere benutting- is hot. Het dringt inefficiënt gebruik van ruimte terug wat met name belangrijk is voor dichtbevolkte gebieden, het versterkt het vestigingsklimaat omdat laagwaardige bedrijfsgebouwen worden gemoderniseerd en leidt tot investeringen in modern en daarmee duurzaam vastgoed wat leidt tot milieuwinst. De woningbouw zoekt naar stedelijke bedrijfslocaties om die te transformeren en te verplaatsen naar geschiktere locaties, het bedrijfsleven wenst dat verouderde industrieterreinen met inefficiënt grondgebruik een nieuw leven krijgen en bedrijven die groeien zoeken naar betere plekken waar voldoende ruimte is voor hun toekomst. Herontwikkeling van bedrijventerreinen helpt om deze puzzel te leggen.
Ondanks alle goede ambities is het organisatorisch en financieel rondkrijgen van herontwikkelingsprojecten moeilijk, dit geldt vooral ook voor de gemengde MKB-terreinen die het gros van de Nederlandse bedrijventerreinen beslaan. Organisatorisch is het uitdagend omdat er veelal sprake is van verplaatsing van bedrijven. Oude functies moeten een nieuwe geschikte plek krijgen waar deze beter past, en die plek moet maar beschikbaar zijn. De juiste schuifruimte beschikbaar krijgen kost tijd. Kijk bijvoorbeeld naar de bedrijfsverplaatsing Peute van een binnenstedelijke locatie in Dordrecht naar een watergebonden terrein in Alblasserdam ondersteund door ROM-Drechtsteden, deze verplaatsing kostte zo’n 5 jaar. Om deze tijd te overbruggen is financiering nodig waarmee de gronden opgekocht kunnen worden en een tijdje “in bewaring” gehouden kunnen worden totdat de puzzel gelegd is.
Hebben gemeenten dan niet een rol in deze opgave? In de eerste plaats is de eigenaar van het vastgoed verantwoordelijk zou je zeggen, overheden ondersteunen als het proces vastloopt en niet meer alleen door de markt getrokken kan worden. Actief gronden uitkopen en in de portefeuille houden is voor veel gemeenten een uitdaging omdat het gaat om hoge bedragen die langdurig drukken op de gemeentelijke begroting. Zo verscheen recent nog een artikel in Stadszaken over de financieringsuitdagingen van gemeente Culemborg en het concept van een grondbank als oplossing. Regionale herontwikkelmaatschappijen springen succesvol in en hebben in de afgelopen jaren tientallen locaties in ontwikkeling kunnen brengen. Ondanks deze successen zijn die partijen niet in staat om alle gewenste herontwikkelingsprojecten in hun regio te steunen, laat staan dat deze het hele land goed kunnen bedienen. Het totale budget dat partijen zoals Ontwikkelmaatschappij Utrecht, Herstructureringsmaatschappij Overijssel en ROM-Drechtsteden en OostNL bij elkaar hebben - ergens rond de 300 mln.- is daarvoor te weinig.
Het Rijk herkent de kansen voor herontwikkeling van bedrijventerreinen en de grote opgave om dit voor elkaar te krijgen. Daarom heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat afgelopen najaar in de Kamerbrief “Ruimte voor Economie” aangekondigd om hier in eerste instantie 9 mln. voor beschikbaar te stellen, zodat daarmee enkele pilots met herontwikkeling gedaan kunnen worden om ervaring op te doen met publiek-private samenwerking bij herontwikkeling van afgebakende deelgebieden op een verouderde bedrijventerreinen (de zogenaamde kansenzones). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninklijke relaties zet ruim 23 mln. voor een ontzorgingsprogramma voor mkb’ers en ruim 22 mln. voor de verduurzaming van bedrijventerreinen. Hiermee timmert het Rijk aan de weg als het gaat om cofinanciering van publiek-private investeringen in herontwikkeling van bedrijventerreinen in combinatie met verduurzaming.
Gelet op het tekort aan ruimte, kunnen we aannemen dat financiering voor herontwikkeling grotendeels revolverend ingezet kan worden. Dit betekent dat de beschikbare middelen niet alleen maar worden ingezet als subsidie voor pilots duurzame bedrijventerreinen en duurzame werklandschappen, maar juist ook als investeringsgeld voor revolverende regionale herontwikkelingsmaatschappijen die met ondernemers zakelijk aan de slag gaan.
Om echt op landelijk niveau de herontwikkeling op gang te brengen, zijn niet miljoenen nodig maar miljarden. Het lijkt me interessant om te onderzoeken of er kansen zijn om binnen de Europese Unie financiering aan te vragen met een publiek-privaat samenwerkingsplan voor herontwikkeling. Een concreet voorbeeld van zo’n samenwerking is het initiatief ‘RHOMBUS’. In 2023 heeft dit initiatief van samenwerkende binnenhavens, gemeenten, provincies en Rijk aan Vlaamse en Nederlandse kant een plan ingediend voor vier revitalisatieprojecten van kademuren in drie binnenhavens in het Europese programma is Connecting Europe Facilities ter waarde van ruim 76 mln. waarvan ongeveer de helft uit financiering van Europa bestond. Een ander voorbeeld is de gemeente Leeuwarden die in 2023 een plan heeft ingediend om aan de slag te gaan met herontwikkeling op bedrijventerreinen binnen programma Interreg Europe ter waarde van 800.000,- Wellicht zijn er ook nog andere grote programma’s waar publiek-private samenwerking voor gebiedsontwikkeling op bedrijventerreinen in past, wat mij betreft het onderzoeken waard.