Laat het APB pensioenfonds naast 5 miljard in betaalbare huizen, ook 5 miljard in verduurzaming en intensivering van bedrijventerreinen steken, betoogt BT hoofdredacteur Jan Jager op Stadszaken.nl. Het verdienpotentieel is veelbelovend, de maatschappelijke meerwaarde groot.

Ambtenarenpensioenfonds ABP maakte afgelopen week bekend minimaal 10 miljard in Nederland te investeren, waarvan 5 miljard in betaalbare huizen. Het ABP wil met haar beleggingsportefeuille van meer dan 500 miljard meer maatschappelijke impact genereren.

Nederland telt zo’n 3800 bedrijventerreinen. Een groot deel is verouderd, energetisch zo lek als een mandje, onderbenut, en vaak ook nog eens gelegen op strategische locaties. Waar de markt voor grootschalig logistiek vastgoed over z’n piek heen is, moet de tijd voor regulier bedrijfsonroerendgoed nog komen. Het is een onderontwikkelde markt. Maar bepaald niet zonder potentie.

Lees deze hele column van Jan Jager ook op Stadszaken.nl

Begin vorig jaar scheef ik in BT een artikel over bedrijventerreinen als vastgoedcategorie. Daarin voerde ik Klaas T. Bakker op, eigenaar van Koopcentrum Akerpoort, een bedrijfsverzamelgebouw met een oppervlakte van 25.000 m2 op Bedrijvencentrum Osdorp (BCO) in Amsterdam Nieuw-West.

Tot zover niets bijzonders. Behalve dat Bakker een financiering van 30 miljoen euro had gearrangeerd bij de Duitse hypotheekbank Berlin Hyp. Nederlandse banken zijn terughoudend in het financieren van bedrijfsonoerendgoed, wist Bakker mij te vertellen. Met als motief onzekerheid over de waarde van het onderpand. Voor obligatie-gefinancierde Duitse banken zou dat minder een bezwaar zijn.

Bedrijventerreinen zwaar ondergefinancierd

Naast zijn eigen vastgoedactiviteiten verzamelt Bakker met zijn onderneming ‘Nylandpak bv’ data over bedrijventerreinen in heel Nederland. Het beeld dat daaruit voortkomt, is ontluisterend.

Regulier bedrijfsonroerendgoed, in omvang de tweede vastgoedsector van Nederland, is zwaar ondergefinancierd. Op zijn eigen BCO rust op 24 van de 68 kadastrale objecten géén hypothecaire lening, vertelde Bakker mij. Op het Haagse bedrijventerrein Dekkershoek was het volgens Bakker nog ernstiger gesteld. Meer dan de helft van de panden beschikt niet over een hypothecaire lening.

En als er al een hypothecaire lening is, dan is vaak maar de helft van de waarde afgedekt, vertelde Gert-Joost Peek, lector gebiedsontwikkeling en transitiemanagement aan de Hogeschool Rotterdam, in het artikel.

Het volume aan reguliere bedrijfsruimte is circa vijf keer zo groot als alle logistieke hallen bij elkaar. Maar anders dan de logistieke vastgoedsector, is het vooral een markt van particuliere eigenaren. Vaak de ondernemers zelf. Als beleggingscategorie is de bedrijfsruimtemarkt marginaal. En zijn slechts een handjevol investeerders actief.

Door de onderfinanciering zit veel kapitaal van ondernemers in panden vast, in plaats van dat het wordt aangewend voor vernieuwing of verduurzaming, aldus Bakker. Een gigantisch vernieuwing- en verduurzamingspotentieel wordt zo onderbenut. Dat staat nog los van grote kansen van herstructurering en intensivering.

Het goede nieuws is: bedrijfsruimte is schaarser dan ooit en de vooruitzichten zijn beter dan ooit. De demografische ontwikkeling en circulaire transitie vragen om vijftien procent extra ruimte voor economie, aldus het Ministerie van Economische Zaken.

Door een beter benutting van bestaande ruimte, hoeft dat niet om platte hectares te gaan. Dat betekent: intensiveren, herplaatsen en stapelen. Nieuwe vastgoedconcepten zijn onmisbaar. Een betrokkenheid van professionele vastgoedpartijen. En… investeerders.

Probleem is echter de enorme versnippering van het bezit. Dat is een gevolg van het klassieke, kavelgewijze uitgiftemodel, waar gemeenten ooit goed mee verdienden.

Die versnippering van het bezit, een gebrekkig beheer, in combinatie met een totaal gebrek aan transparantie en inzicht in vastgoedwaarden die daarmee samenhangt, maakt bedrijventerreinen voor investeerders in beginsel onaantrekkelijk.

Voor eigenaren zelf is er weinig reden om zich op bedrijventerreinen te gaan organiseren, zolang er geen duidelijke financiële prikkel is.

Eigenlijk kan alleen met veel kapitaal het degeneratieve model dat bedrijventerreinen nu kenmerkt en waardoor de markt ze links laten liggen, doorbroken worden. Net zoals in de jaren zeventig en tachtig de stadsvernieuwing een ommekeer teweegbracht in de verkrotte woonwijken, indirect vaak ook met pensioengeld. En degene die de trend keert, kan er ook van profiteren.

Banken weren risico’s of stellen daar een heel zeker onderpand tegenover. Institutionele beleggers kiezen eveneens voor save, voor Shell, de tabaksindustrie, andere fossiele bedrijven… maar dat verandert.

Maatschappelijk investereren is hot

Maatschappelijk investeren is hot bij banken en beleggers, het ABP voorop. Dat verkocht al bijna álle aandelen en bedrijfsobligaties van fossiele bedrijven. Het pensioenfond gaat de komende zes jaar minstens tien miljard euro in Nederland beleggen, waarvan vijf miljard in nieuwe betaalbare huurwoningen.

Mijn voorstel zou zijn om daar tegenover vijf miljard in de verduurzaming en intensivering van bestaande bedrijventerreinen te stoppen. Provinciale gebiedsontwikkelingsmaatschappijen als de OMU, laten zien dat investeren in herstructurering en intensivering loont, en investeerders bereid zijn in te stappen nadat zij de weg geplaveid hebben.

Het APB kan met een impactinvestering in bedrijventerreinen zowel haar duurzame gezicht laten zien, als voorzien in een groeiende vraag naar (stedelijke) bedrijfsruimte voor een sterkere en duurzamere economie en socialere steden met ruimte voor werk voor iedereen.

Het totale financieringspotentieel voor verouderde bedrijfsruimte bedraagt volgens Bakker 75 miljard euro. Dus het APB kan nog wel even uit de voeten op de Nederlandse bedrijventerreinenmarkt.

07-03-2024
Event
Slotevent Samen Beter: Op safari naar Willem-Alexander Haven Roermond
Slotevent Samen Beter: Op safari naar Willem-Alexander Haven Roermond

Onderzoekers van Fontys Hogescholen en de Hogeschool Arnhem en Nijmegen hebben binnen het tweejarige RAAK onderzoek Samen Beter gekeken naar hoe de circulaire potentie van bedrijventerreinen beter kan worden benut. De inzichten delen ze op 14 januari 2025 tijdens het Slotevent Samen Beter met een safari naar Living Lab Willem-Alexander meets students in Roermond.   PROGRAMMA 12.00 uur - Ontvangst met broodjeslunch 12.45 uur - Welkom door moderator Dankeld Vanmeenen (Fontys) 12.50 uur - Welkom door gastheer Gemeente Roermond. Met Janou Martens-Goetstouwers en wethouder Dirk Franssen (Gemeente Roermond)  13.05 uur - Dit is Willem-Alexander, over de circulaire bedrijven en de campus W-A meets students en de waarde van zo’n campus voor de betrokkenen. Met een excursie naar de circulaire bedrijven Kalle en Bakker, SIF en Smurfit Westrock. 13.55 uur - Resultaten van het onderzoeksproject Samen Beter rondom competentieprofielen, organisatiegraad, living labs en business cases. Met Cees-Jan Pen (Fontys) en Frank de Feijter (HAN) 14.40 uur - Vertrek per bus naar de Raadszaal van Roermond. 15.00 uur Het resultaat van onderzoek studenten: SDG-profielen maken voor MKB-bedrijven met behulp van een CSRD-tool. 15.30 uur - Ruimte voor vragen en discussie 16.00 uur - Feestelijke afronding van het Samen Beter onderzoeksproject met een borrel 16.30 uur - Bus rijdt terug naar parkeerplaats W-A.   KLIK HIER OM JE AAN TE MELDEN Datum: 14 januari 2025 Locatie: Willem Alexander Haven Roermond en gemeentehuis Roermond Deelnemen is kostenloos. Aanmelden kan via https://kennislab.typeform.com/to/HbNT899H Dit Slotevent wordt georganiseerd in het kader van het onderzoek Samen Beter van de HAN en Fontys Hogescholen. Dit onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Kijk hier voor meer informatie over dit onderzoek.  

14-01-2025
Achtergrond
Didam-arrest: Vijf tips om regie te voeren op uitgifte bedrijventerreinen
Didam-arrest: Vijf tips om regie te voeren op uitgifte bedrijventerreinen

Sinds het Didam-arrest worstelen gemeenten met de criteria en leidraden bij de gronduitgifte van bedrijventerreinen. Vijf tips van Peije Bruil (ArcusPlus) en Guido van der Molen (Sweco) helpen bij een overzichtelijke aanpak na 'Didam'.  1. Kies voor écht kwalitatief programmeren  De huidige tijd, met toenemende claims op beperkte ruimte, vraagt om kwalitatief programmeren. Meer regie op de uitgifte van bedrijventerreinen begint voor een gemeente al in de planfase. In een omgevingsplan kunnen planregels worden vastgelegd over de gewenste invulling van de ruimte.   Denk aan intensief ruimtegebruik, profilering, kavelomvang, type bedrijven, bebouwingspercentages et cetera. Door hier tijdig mee aan de slag te gaan en gerichte keuzes te maken, is er direct helderheid over het profiel en de ruimtelijke invulling van een locatie. Hierdoor zijn uitgiftecriteria als selectiemethode al deels geborgd.   En is het uitgiftebeleid een transparant verlengstuk van de planregels. Benut daarom als gemeente het publiekrechtelijk instrumentarium goed.  2. Kies de juiste selectiemethode voor uitgifte   Het hanteren van selectiecriteria lijkt momenteel het meest populair bij uitgifteprocessen. Maar dit is niet altijd de meest voor de hand liggende procedure. Er leiden meerdere wegen naar Rome.   Jarenlang was een-op-een contracteren dé methode voor de uitgifte van bedrijfskavels. Ook na het Didam-arrest is deze methode van uitgifte wel degelijk mogelijk.  Dit kan alleen als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er maar één serieuze gegadigde is voor een bepaalde bedrijfskavel.  Wanneer er meerdere gegadigden zijn, is het noodzakelijk dat een openbare selectieprocedure wordt opgestart. Naast de methodiek met selectiecriteria zijn er alternatieven.   Een gemeente kan kiezen voor loting, verkoop aan de partij die de hoogste prijs biedt, maar ook simpelweg verkopen aan de partij die het eerste concrete interesse toont voor een kavel volgens het principe: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.   De laatste methodiek is vooral bruikbaar wanneer een gemeente op voorhand weet dat er slechts enkele gegadigden zullen zijn en/of er meer aanbod is dan vraag.   3. Selectiecriteria: hou het simpel en relevant  Voor een selectieprocedure is het van belang dat de criteria en de behaalde score goed en objectief meetbaar zijn. Daarmee voorkomt je als gemeente dat een score onvoldoende transparant is en leidt tot onnodige discussie of een gang naar de rechter.  De selectiecriteria moeten logisch en passend ('ruimtelijk relevant') zijn bij de uit te geven kavels en/of het profiel van het bedrijventerrein. Bij voorkeur wordt daarbij door een gemeente een gerichte koppeling gemaakt met het economische en ruimtelijke beleid.   Ook is het belangrijk dat selectiecriteria niet zo specifiek zijn, dat slechts een of enkele bedrijven hierbinnen passen   Bruikbare, toetsbare selectiecriteria uit de praktijk   Selectiecriteria die gaan over intensief ruimtegebruik. Intensief ruimtegebruik (en urgentie voor verplaatsing) kan als criterium in een protocol worden opgenomen. Gemeenten waaronder Dordrecht, Twenterand, Urk en Vijfheerenlanden maken een koppeling met urgentie voor verplaatsing en/of mogelijkheid voor invulling van de achtergebleven kavel. Meervoudig ruimtegebruik kan ook als indicator worden opgenomen.   Duurzaamheidscriteria passen goed wanneer meerdere bedrijven voor één of enkele kavels in aanmerking komen. Het meest duurzame bedrijf krijgt dan voorkeur. Hierbij is het belangrijk om criteria niet té technisch te maken. Gebruik bestaande beoordelingsrichtlijnen zoals BREEAM, GPR of MPG.   Er kan ook gestuurd worden op bedrijfsactiviteiten of doelgroepen, bij voorkeur gekoppeld aan economisch beleid. Zo kan de diversiteit aan van bedrijven verder worden verfijnd. Zo zijn de laatste bedrijfskavels van Kennispark Twente alleen beschikbaar voor bedrijven die actief zijn binnen de focusgebieden van de Universiteit Twente. Het aantal arbeidsplaatsen per hectare is een bruikbaar criterium, bijvoorbeeld om te sturen op bedrijven met een hoge arbeidsintensiteit. Veel gemeenten, waaronder Almere en Enschede, hanteren dit.  Waarbij het belangrijk is, vanuit transparantie, om helder te definiëren op welk moment het aantal arbeidsplaatsen getoetst wordt. Selectie op basis van eindgebruiker(s). Een gemeente geeft in dit geval alleen bedrijfskavels uit aan partijen die kavel zelf daadwerkelijk in gebruik nemen. Onder meer Almere en Harderwijk hanteren dit criterium.   4. Voorkom het badkuipeffect   Maak op regionaal niveau afspraken maken over kwalitatief programmeren en uitgiftebeleid. Het gaat om concrete afspraken over de profielen van bedrijventerreinen, dus inclusief ruimtelijke kenmerken en criteria.   Daar hoort voor elk terrein ook een kader over uitgiftebeleid bij. Zo geef je als gemeente vorm aan het motto: ‘het juiste bedrijf op de juiste plek’.   De provincie Utrecht stimuleert regio’s en gemeenten om hier nu mee aan de slag te gaan. Ook de Gelders-Utrechtse regio Food Valley en de gemeente Deventer hebben in hun Ruimtelijk Programma Werklocaties al een goede eerste aanzet voor een uitgiftestrategie bij verkoop van bedrijfskavels opgenomen.   Met deze werkwijze voorkom je als gemeente een ‘badkuipeffect’. Dit betekent dat bedrijven die ongewenst zijn op het ene terrein, bijvoorbeeld vanwege extensief ruimtegebruik of beperkte score op duurzaamheid, als gevolg van gebrekkige regie op de uitgifte zich wel kunnen vestigen op een ander terrein in de regio. Waarmee aldus een soort afvoerputje voor bedrijven ontstaat. 5. Botsproeven en juridische checks   De laatste tip richt zich op het testen. In dit kader wordt gesproken van een “botsproef”. Check op basis van cases van bedrijven in hoeverre het proces werkbaar en toegankelijk is. Doe dit intern en extern.   Intern kun je dit als gemeente doen met accountmanagers en vakspecialisten, aangevuld met een goede omgevingsjurist.   Hoe overzichtelijk is de selectieprocedure? Zijn de criteria overzichtelijk, transparant en eenvoudig toetsbaar? Waar loop je tegen aan als gemeente? En wat vraagt je aan bewijslast voor een bedrijf? En, bovenal, komt het type bedrijven dat je idealiter graag als gemeente wil faciliteren, ook door de toets heen? Ofwel, stuur je op de juiste selectiecriteria?   Extern kun je als gemeente een botsproef organiseren met een afvaardiging van het bedrijfsleven. Hoe ondernemersvriendelijk is het uitgiftebeleid? Is het werkbaar en goed uit te leggen? Geef je als gemeente maximaal uitvoering aan uw ruimtelijk en economisch beleid? Zijn de termijnen haalbaar voor ondernemers? En welke voorinvesteringen vraag je al van hen?   Door op voorhand ondernemers mee te nemen in de afwegingen, creëer je als gemeente meer draagvlak voor het uitgiftebeleid.   Toekomstbestendige werklocatie  Samenvattend gaat goed uitgiftebeleid, in lijn met Didam, vooral om een verandering van de ‘mindset’. Het achterliggende doel is namelijk dat het juiste bedrijf op de juiste plek landt.   Kortom, als gemeente ben je niet meer de verkoper van bedrijfskavels, maar de huisvestingsadviseur voor bedrijfsruimtegebruikers.   Waarbij gemeenten in de praktijk een samenspel moeten hanteren tussen scherpe planregels, een gebieds- of kavelpaspoort en selectie met behulp van een uitgifteprotocol. Dat vereist zonder meer een stevige juridische check van beoogde criteria vanaf het begin van het proces.   Je werkt als gemeente dan echt aan een toekomstbestendige werklocatie en maakt optimaal gebruik van de gemeentelijke instrumentenkist. Over de auteurs: Peije Bruil (ARCUSplus) adviseert gemeenten en regio’s over het aantrekken en behouden van bedrijvigheid. Guido van der Molen, principal consultant Economie & Gebiedsontwikkeling bij Sweco, adviseert overheden en marktpartijen over de strategische positionering, programmering en ruimtelijke vertaling van werklocaties. Medeauteur is Tycho Lam, partner bij Hekkelman Advocaten. Lam houdt zich bezig met de publiek- en privaatrechtelijke aspecten van gebiedsontwikkelingen. Hij begeleidt en adviseert over ruimtelijke procedures. Lees het artikel ook op Stadszaken.nl

04-06-2024
Nieuws
Rijksadviseurs: vijf adviezen voor keuzes in ruimte voor economie
Rijksadviseurs: vijf adviezen voor keuzes in ruimte voor economie

De regering moet meer regie nemen bij de herindeling van de economische bedrijvigheid in Nederland. Daar is haast bij geboden want Nederland loopt vast in de grote transitieopgaven in met name de energiesector en landbouw. ‘Investeer in gebieden in plaats van bedrijven’, adviseert het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs.   In de analyse ‘De Economie van de toekomst begint bij de delta’ roept het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs (CRa) de nieuwe regering op om met plannen te komen waarmee Nederland vooruit kan en klaar is voor de economie van de toekomst.   Volgens het college mag daarbij geen tijd worden verloren, want de samenleving worstelt met tekorten aan elektriciteit, schoon water en vooral: ruimte.  Om de keuzes in goede banen te leiden, presenteerde het college onder meer de volgende adviezen: Maak gebruik van triage bij het toewijzen van schaarse middelen De schaarste aan ruimte, duurzame energie en zoet water vereist een ‘triage-benadering’. Dit houdt in dat er prioriteiten moeten worden gesteld bij de inzet van deze schaarse middelen, waarbij ruimtelijke factoren een cruciale rol spelen. Overheden moeten afwegen welke economische activiteiten echt noodzakelijk zijn en welke minder urgent zijn.   Investeer in gebieden in plaats van bedrijven Door te investeren in infrastructuur, waterhuishouding en energiesystemen in bepaalde gebieden, blijven publieke investeringen behouden, zelfs als bedrijven vertrekken. Dit zorgt voor duurzame economische groei en betere vestigingsvoorwaarden.    Schep ruimtelijke condities om economische sectoren te sturen  Overheden kunnen de ruimtelijke ordening gebruiken om economische sectoren met een grote ruimtelijke impact, zoals de industriële landbouw en de energie-intensieve industrie, te sturen. Dit helpt bij de verdeling van publieke goederen en het bevorderen van duurzame praktijken.    Kijk verder dan 2050 bij het plannen van de economie Het is belangrijk om bij ruimtelijke en economische planning verder vooruit te kijken dan 2050. Beslissingen die nu worden genomen, hebben invloed op de economie van de 22e eeuw. Dit langetermijnperspectief helpt bij het creëren van een duurzame toekomst.    Betrek de transitie naar een duurzame economie in ruimtelijke plannen De transitie naar een duurzame economie moet een integraal onderdeel zijn van ruimtelijke plannen zoals de Nota Ruimte. Dit omvat het versterken en herschikken van energie-intensieve industrieclusters, het ontwikkelen van kerncentrales, een waterstofbackbone, en aanlandingspunten voor windenergie van zee. Belangrijk, aldus het CRa, is dat terughoudend wordt omgegaan met het wijzigen van bestemmingen, want dat is vaak onomkeerbaar.  ‘Vruchtbare landbouwgrond waarop een kassencomplex verrijst verliest kostbare bodemfuncties, een uiterwaarde waar woningen worden gebouwd verliest voor altijd zijn waterbergingsfunctie, op een bedrijventerrein dat een gemengde woonwerkbestemming krijgt wordt de maakindustrie uiteindelijk verjaagd.’ Lees het hele bericht ook op Stadszaken.nl

28-06-2024
Aanmelden nieuwsbrief