Demissionair Minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens heeft uit handen van SKBN Bestuurslid Jan Brugman de SKBN reactie op het Regeerakkoord in ontvangst genomen. De minister gaf daarbij aan dat er in de nieuwe Nota Ruimte expliciet aandacht wordt gegeven aan de ruimte voor bedrijvigheid.

De overhandiging van de SKBN reactie op het Regeerakkoord vond plaats tijdens een bezoek van Demissionair Minister Adriaansens aan de hoofdvestiging van TUI Nederland in Rijswijk. Ze was daar op uitnodiging van de lokale VVD in het kader van aandacht voor de Europese verkiezingen. Het bedrijf TUI schetste dat er op Europees niveau een goede concurrentieslag moet worden gemaakt met de grootschalige technologische en industriële investeringen zowel in de VS als in Azië. Het belang van handhaving van het Groeifonds werd aangehaald, en de betekenis van dit soort belangrijke bedrijven voor de Nederlandse economie in het bijzonder.

Jan Brugman: “Het lokale bedrijfsleven gaf aan hoe belangrijk een meer geïntegreerde samenwerking is tussen overheid en bedrijfsleven om de samenhangende opgaven van veiligheid en beter benutten tot duurzaamheid tot stand te brengen. Vanuit de ontwikkelrol van IPP Haaglanden is nog eens benadrukt hoe we dat in de praktijk vormgeven, maar dat niet alleen kunnen. Er is daarvoor ook meer steun en samenwerking nodig met het Rijk, om de opgaven prioriteit te geven.”

In de SKBN reactie op het Regeerakkoord 'Economisch motorblok bedrijventerreinen verdient ook in nieuwe Regeerakkoord aandacht om brede welvaart mogelijk te maken!’ worden zeven aanbevelingen gedaan om de maatschappelijke en economische betekenis van bedrijventerreinen te optimaliseren in de verdere uitwerking van het regeerakkoord.


Lees hier de volledige reactie van SKBN op het Regeerakkoord
 

 

31-05-2024
Event
Slotevent Samen Beter: Op safari naar Willem-Alexander Haven Roermond
Slotevent Samen Beter: Op safari naar Willem-Alexander Haven Roermond

Onderzoekers van Fontys Hogescholen en de Hogeschool Arnhem en Nijmegen hebben binnen het tweejarige RAAK onderzoek Samen Beter gekeken naar hoe de circulaire potentie van bedrijventerreinen beter kan worden benut. De inzichten delen ze op 14 januari 2025 tijdens het Slotevent Samen Beter met een safari naar Living Lab Willem-Alexander meets students in Roermond.   PROGRAMMA 12.00 uur - Ontvangst met broodjeslunch 12.45 uur - Welkom door moderator Dankeld Vanmeenen (Fontys) 12.50 uur - Welkom door gastheer Gemeente Roermond. Met Janou Martens-Goetstouwers en wethouder Dirk Franssen (Gemeente Roermond)  13.05 uur - Dit is Willem-Alexander, over de circulaire bedrijven en de campus W-A meets students en de waarde van zo’n campus voor de betrokkenen. Met een excursie naar de circulaire bedrijven Kalle en Bakker, SIF en Smurfit Westrock. 13.55 uur - Resultaten van het onderzoeksproject Samen Beter rondom competentieprofielen, organisatiegraad, living labs en business cases. Met Cees-Jan Pen (Fontys) en Frank de Feijter (HAN) 14.40 uur - Vertrek per bus naar de Raadszaal van Roermond. 15.00 uur Het resultaat van onderzoek studenten: SDG-profielen maken voor MKB-bedrijven met behulp van een CSRD-tool. 15.30 uur - Ruimte voor vragen en discussie 16.00 uur - Feestelijke afronding van het Samen Beter onderzoeksproject met een borrel 16.30 uur - Bus rijdt terug naar parkeerplaats W-A.   KLIK HIER OM JE AAN TE MELDEN Datum: 14 januari 2025 Locatie: Willem Alexander Haven Roermond en gemeentehuis Roermond Deelnemen is kostenloos. Aanmelden kan via https://kennislab.typeform.com/to/HbNT899H Dit Slotevent wordt georganiseerd in het kader van het onderzoek Samen Beter van de HAN en Fontys Hogescholen. Dit onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Kijk hier voor meer informatie over dit onderzoek.  

14-01-2025
Nieuws
Samenwerking energie op bedrijventerrein Ittervoort in Leudal
Samenwerking energie op bedrijventerrein Ittervoort in Leudal

In oktober 2023 startte een groep van 17 bedrijven een project om de beschikbaarheid van energie voor hun bedrijvigheid te borgen en stappen te zetten naar verduurzaming van energie. Die bedrijven zijn gevestigd op bedrijventerrein Ittervoort in Leudal. Het project is een samenwerking met 8 grootverbruikers en 9 kleinverbruikers, de gemeente Leudal, Ontwikkelingsmaatschappij Midden-Limburg (OML) en de BIZ Ittervoort. Om te achterhalen hoe het energieverbruik eruit ziet en waar problemen of optimalisatiekansen zitten, hebben de grootverbruikers hun kwartierdata over 2022/2023 beschikbaar gesteld. Deze data maakt het verbruik per kwartier inzichtelijk. Op basis van deze kwartierdata is door OML, in samenwerking met Enzo Diependaal van Rethink Zero, voor ieder bedrijf een rapportage opgesteld om inzicht te krijgen in het actuele verbruik. Conclusie De conclusie op basis van al deze data is dat met het huidige energieverbruik en de op dit moment ingeplande uitbreidingen en verduurzamingsacties, er voor deze groep bedrijven nu nog geen probleem is voor het verkrijgen van stroom. Wel tikken een aantal bedrijven op piekmomenten de grens van hun gecontracteerd vermogen aan. Op basis van de individuele rapportages wordt inzichtelijk waardoor dat komt en hoe dat eventueel aan te passen is. Knelpunten Op middellange termijn worden er knelpunten verwacht. Met name bij het elektrificeren van vrachtwagens. Reden voor de bedrijven om twee keer per jaar bij elkaar te komen om elkaar op de hoogte te houden van de plannen. Op deze manier kunnen de bedrijven acties met elkaar uitwerken tot het opzetten van een energyhub op het moment dat dat nodig is. Samenwerken Wethouder Robert Martens, gemeente Leudal: ‘Het is belangrijk om samen te werken en eventuele toekomstige knelpunten voortijdig in kaart te brengen. Alleen dan kunnen we deze knelpunten het hoofd bieden. Daarbij hebben we iedereen nodig, ondernemers, deskundigen en de gemeente. Dus samenwerken is belangrijk voor een positief resultaat en een duurzame toekomst voor zowel de ondernemers als de gemeente Leudal.’ Korte termijn Op korte termijn starten de grootverbruikers met het hoogfrequent meten van hun energieverbruik. Niet alleen is dat uiteindelijk nodig voor het opzetten van een energiemanagementsysteem (EMS) maar het geeft de bedrijven zelf per direct gedetailleerd inzicht in hun energieverbruik en daarmee inzicht in kansen voor optimalisatie of besparing. Niet afwachten Steven Goetstouwers, BIZ Ittervoort/Admesy: ‘Ik wil met mijn bedrijf ook graag andere ondernemers helpen. Niet alleen door ervaringen met elkaar te delen, maar concreet samen aan de slag te gaan. Door zelf beter met de beschikbare stroombeschikbaarheid om te gaan, kan ik anderen van dienst zijn. En dat is waar de BIZ Ittervoort voor aan zet is. Samen zaken oppakken en niet afwachten tot het te laat is. Deze samenwerking is daar een uitstekend voorbeeld van en vind ik zeer positief.’ Zonnepanelen Tijdens de metingen kwam naar voren dat bij veel van de bedrijven, zowel bij de grootverbruikers als bij de kleinverbruikers, mogelijkheden zijn om zonnepanelen aan te schaffen. De gemeente Leudal heeft daarom, in samenwerking met OML, aangeboden de bedrijven te ondersteunen bij dat traject. Denk daarbij aan het onderzoeken of de dakconstructie geschikt is voor de aanleg en het gezamenlijk inkopen van de panelen. Ook worden de bedrijven ondersteund bij het optimaliseren van hun energieverbruik en de aanschaf van de slimme meters waarmee hoogfrequent gemeten wordt. Wettelijk Voor kleinverbruikers is het op dit moment wettelijk nog niet mogelijk om mee te doen met een energyhub. Toch blijven de kleinverbruikers bij dit traject aangehaakt. Enerzijds vanwege de kans dat zij op een zeker moment zelf grootverbruiker worden. Anderzijds dat zij na wettelijke aanpassingen alsnog kunnen aanhaken.

16-05-2024
Nieuws
‘Koester binnenstedelijke bedrijventerrein voor last mile en bouwdistributie’
‘Koester binnenstedelijke bedrijventerrein voor last mile en bouwdistributie’

Er is in de stad meer ruimte nodig voor stadslogistiek. Daarvoor is het nodig dat binnenstedelijke bedrijventerreinen worden gekoesterd, aldus Jordi Hubers van Buck Consultants International (BCI). Logistieke aanbieders blijven sceptisch over mengen met wonen, toont nieuw onderzoek van BCI. Juist vanwege die groeiende behoefte van last mile-stadsdistributie wijst senior adviseur Hubers op het belang van het behoud van binnenstedelijke bedrijventerreinen. ‘Maar óók voor bijvoorbeeld installatie- en bouwbedrijven, andere stadsverzorgende functies en natuurlijk ook de maakindustrie'. Veranderingen in onze economie en maatschappij leiden tot een toename van het aantal logistieke bewegingen, van en naar de stad. Dat vraagt om fysieke ruimte. Niet alleen in de stad of aan de rand (stadshubs), maar óók buiten de stad in de vorm van grotere distributiecentra, stelt Hubers. In de felle strijd om de ruimte in de stad is volgens hem herontwikkeling van bestaande verouderde binnenstedelijke bedrijventerreinen een deel van de oplossing voor het ruimtetekort. ‘Naast stadsdistributie, installatie- en bouwbedrijven, andere stadsverzorgende functies en de maakindustrie vormen deze terreinen ook een oplossing voor een betere en duurzamere afhandeling van bouwlogistiek.’  ‘Zo maar naar de bouwplaats rijden kan écht niet meer’, verklaarde directeur Ron Frazer van VolkerWessels Materieel & Logistiek (VWML) vorig jaar in een interview met Logistiek.nl. VWML ontwikkelde afgelopen jaren al vier bouwhubs in en nabij steden. Frazer is fel pleitbezorger van de ontwikkeling van een landelijk netwerk van duurzame white label bouwhubs. Herontwikkeling succesvol Maar ruimte in de stad is schaars. Om voldoende ruimte te creëren voor logistiek in stedelijke omgevingen is volgens Hubers herontwikkeling van verouderde en onderbenutte bedrijvenzones nodig.  Uit een inventarisatie van een twintigtal herontwikkelingsprojecten in West- en Zuid-Nederland dat BCI medio vorig jaar uitvoerde, blijkt dat herontwikkeling van verouderde zones op bedrijventerreinen naar moderne gebouwen voor met name logistiek succesvol kan zijn, stelde het adviesbureau zelf vast. ‘De intensiteit van het ruimtegebruik nam in de 20 casussen met 84 procent toe, de werkgelegenheid verzevenvoudigde en verouderde gebouwen op vervuilde terreinen zijn vervangen door toekomstbestendige en duurzame logistieke gebouwen', aldus Hubers. ‘De gebouwen hebben vrijwel allemaal het BREEAM-duurzaamheidskenmerk en zijn energiezuinig gebouwd en vaak van zonnepanelen voorzien.’ Op herontwikkelde terreinen die BCI onderzocht, vonden voorheen vaak aflopende industriële activiteiten en opslag plaats. Mede daarom moest er wel vaak gesaneerd worden, wat in drie op de vier gevallen resulteerde in vijf tot vijftien procent meerkosten in vergelijking met een “greenfield-ontwikkeling” in dezelfde regio. De maatschappelijke baten wegen daar volgens hem vaak tegenop. Goede woon-werkbalans Hubers somt nog wat voordelen op van herontwikkeling. Zo is op brownfields vaak nog een netaansluiting aanwezig, terwijl het op greenfield-locaties nog maar de vraag is of je aansluiting kunt krijgen.  ‘Vooral oude fabriekslocaties zijn zeer geschikt. Vaak zijn deze locaties oorspronkelijk als werklocatie ontwikkeld, ze liggen dicht bij het centrum, met een goede aansluiting op infra en uitvalswegen en personeel dichtbij.’ Hubert onderkent dat wonen qua platte grondopbrengst vaak meer oplevert, maar gemeenten ook moeten zorgen voor een goede woon-werkbalans en gevarieerde ruimte voor economie. ‘Anders word je als stad een monocultuur en liggen complementaire functies wonen en werken te ver uit elkaar. Dubbelgebruik door het mengen van wonen en werken, ziet de Nederlandse logistieke sector (nog) niet zitten. ‘Dat lukt vrijwel nooit’, oordelen twee op de drie respondenten in een nieuw onderzoek uit januari waarin BCI de logistieke sector bevroeg over nieuwe ontwikkelingen in het veld. Laat staat verticaal op gebouwniveau, waarmee in steden als Londen en Parijs wordt geëxperimenteerd. Ronduit positief oordelen de respondenten van het nieuwe onderzoek ‘Perspectief op logistiek Vastgoed 2024’ over functiecombinaties van logistiek met andere bedrijfssectoren, en redelijk positief over combinaties met kantoren en landschappelijk inpassing van logistiek. Volgens Hubers zou de vraag voorop moeten staan hoe functies elkaar kunnen versterken. ‘Woon-werkwijken zorgen voor een bepaalde reuring. Maar wonen combineren met zwaar transport – ook al is het technisch mogelijk – is vragen om moeilijkheden.’ Het mixen van kantoren anders dan de kantoren van de logistieke bedrijven zelf op logistieke terreinen zou Hubers niet willen aanmoedigen. Kantoorpersoneel is volgens hem nu al moeilijk naar kantoor te krijgen. ‘Op de kantorenmarkt zien we een verschuiving van functionele naar meer betekenisvolle kantorenlocaties waar werknemers graag willen werken.' 'Dit leidt ertoe dat omgevingen en gebouwen met veel dynamiek en interactie meer in trek raken. Logistieke bedrijventerreinen zijn daarom geen goede ‘match’ met zelfstandige kantoren.’ Een aantrekkelijke werkomgeving staat volgens hem voorop. En geen werkomgeving die verstoord wordt door continue logistieke stromen. Transit oriented development Opvallend is dat respondenten aangeven dat bereikbaarheid per openbaar vervoer een belangrijker locatieselectie- en ontwerpcriterium wordt: 59 procent belangrijk tot zeer belangrijk in 2023 naar 85 procent belangrijk tot zeer belangrijk in 2027. Hubers wijst in dat verband op het belang van ‘transit oriented development’ van bedrijvenlocaties nabij OV-voorzieningen. Dat betekent niet dat hij verwacht dat logistieke terreinen zullen verrijzen nabij treinstations. ‘Die locaties zullen toch eerder voorbehouden blijven aan woon- of woonwerkomgevingen.' 'Maar het is wel iets waar je aan de voorkant van economische gebiedsontwikkeling rekening mee moet houden, dat er bijvoorbeeld buslijnen zijn ingepland, die ook nog eens op gunstige tijden rijden. Dit is zowel een opdracht aan overheden als aan bedrijven zelf. In sommige gevallen zal de sector bereid moeten zijn mobiliteitsconcepten mee te organiseren.’ BCI informeerde bij de logistieke sector in hoeverre zij verwachten de komende drie jaar dat overheden eisen en stringentere randvoorwaarden gaan stellen aan de realisering van distributiecentra.  ‘Met het stellen van architectonische normen, eisen rond zonnepanelen op het dak van grotere distributiecentra, het verplicht delen van energie én het garanderen van een goede en veilige werkomgeving voor personeel kunnen de vastgoedontwikkelaars en beleggers goed uit de voeten.' ‘De ‘gaten’ tussen wat vastgoedpartijen nu al doen en wat ze denken dat de overheden in 2027 verplicht gaan stellen, zitten vooral in energieneutraliteit van gebouwen, de meest stringente BREEAM-normen als ‘good’, ‘very good’ en ‘excellent’ en klimaatadaptieve maatregelen, zoals een groen dak, biodiversiteit en regenwateropvang.’ Resumerend concludeert Hubers dat stedelijke regio’s niet voldoende ruimte hebben om álle ruimtevragen te accommoderen en beter benutten van bestaande ruimte daarom prioriteit moet krijgen. Daarvoor is hoe dan ook geld nodig.  Het ministerie van EZK stelt in haar Programma Ruimte voor Economie negen miljoen euro beschikbaar voor pilots beter benutten. Hij moedigt EZK en andere overheden aan daar meer geld in te steken. Voor een belangrijk deel is dit geld volgens hem revolverend, mits er een goede organisatie achter zit. Tegenover de kosten die niet revolverend zijn zouden idealiter wel maatschappelijke opbrengsten moeten staan, bijvoorbeeld milieuwinst. Lees het volledige artikel ook op Stadszaken.nl

26-02-2024
Aanmelden nieuwsbrief