Van woensdag 29 tot en met vrijdag 31 mei zette de SKBN zeil naar Lille en de regio Hauts-de-France. Hieronder volgt een korte impressie van de studiereis in 10 learnings. Een uitgebreidere, bewerkte editie verschijnt in de juli-editie van vakblad BT.

Hauts-de-France heeft met circa 32.000 km2 een vergelijkbare omvang als Nederland (34.000 km2 landoppervlakte). Maar heeft met circa 6 miljoen inwoners een drie keer zo lage bevolkingsomvang als Nederland. Toch is de Hauts-de-France daarmee de derde dichtstbevolkte regio van Frankrijk. 67 procent van de landoppervlakte staat nog altijd ten dienste van de landbouw, vergelijkbaar met Nederland. De agro-industrie is met stip de grootste industrie.

De lagere bevolkingsdichtheid betekent niet dat er minder behoedzaam wordt omgegaan met ruimte. De Fransen hanteren nu al een eigen variant op de toekomstige Europese richtlijn ‘no net land take’. De ZAN (Zero artificialisation net) is sinds 2021 van kracht. Voor de metropoolregio Lille levert deze richtlijn vooralsnog niet veel problemen op. De stad heeft nog gaten te vullen als erfenis van een industrieel textielverleden. Zo liggen er nog tal van ontwikkelmogelijkheden in Roubaix. De regio en metropool zetten actief in op herstructurering van brownfields. Maar Ports de Lille ziet de druk op de ruimte groeien, mede door toedoen van een ontluikende circulaire economie. Voor de transformatie naar een circulaire economie kan de ZAN op termijn een obstakel gaan vormen, als deze wet te stringent wordt gehanteerd.

De grootste uitdaging van het moment is de bemensing van de nieuwe fabrieken die de nationale overheid in de regio uit de grond wil stampen. Dat laatste als antwoord op een misschien nog grotere uitdaging: het minder afhankelijk worden van sleuteltechnieken van het buitenland in het kader van strategische autonomie, en (energetische) verduurzaming.

De Franse regering koos voor de regio rond Duinkerken als locatie waar giga-batterijfabrieken moeten landen. De eerste fabriek van ACC in Billy Berclau draait al deels en wordt momenteel uitgebreid. Een tweede en derde giga-factory in Duinkernen en productielocaties voor halffabricaten zijn in aanbouw. Om voldoende mensen te hebben om in deze fabrieken te werken, investeert de regio in opleidings- en omscholingsprogramma’s.

Een niet onbelangrijke asset die Duinkerken heeft is ruimte, die wordt aangeboden in de vorm van plug and play-sites. De stad investeert ook flink in het woonkwaliteit om ook het benodigde personeel dat in de fabriek moet werken aan te trekken. Hoe groot het ruimte-aanbod ook lijkt; in Duinkerken komt inmiddels het einde van het ruimte-aanbod in zicht.

Een tweede troef die de havenstad claimt als onderdeel van een aantrekkelijk vestigingsklimaat is duurzame energie. Zo koos batterijfabriek Verkor zich in Duinkerken vanwege het warmtenet dat gevoed wordt met restwarmte uit de industrie, waar Verkor dankbaar gebruik van maakt voor het droogproces in de batterijproductie.

Een heel belangrijke factor die Duinkerken een concurrentievoordeel kan bieden is de goedkope stroom van de gigantische kerncentrale in de havenstad, die omgezet kan worden in gigantische hoeveelheden dan wel niet groene, maar wel blauwe waterstof die de transitie kan aanslingeren. Twee nieuwe kerncentrales zijn in de maak.
 

10 LEARNINGS
Transities staan centraal tijdens deze driedaagse studiereis. We beginnen in Lille met de circulaire economie, waarvoor de binnenhaven van Lille een belangrijke ruimtelijke schakel is.

Learning 1: Een duidelijke visie en regionale strategie zet neuzen in dezelfde richting.

De regio Hauts-de-France heeft een duidelijke ontwikkelstrategie, het REV3-transitieprogramma. REV3 verwijst naar de derde industriële revolutie die de regio met gerichte investeringen probeert te ontketenen. Het programma REV3 (Révolution Industrielle et Écologique de la Troisième Génération) is een ambitieus initiatief dat zich richt op de transitie naar een duurzame en digitale economie. Dit programma, ondersteund door de Europese Unie en regionale autoriteiten, heeft als doel om een circulaire economie te bevorderen, nieuwe economische clusters te ontwikkelen en werkgelegenheid te creëren in de regio. REV3 omvat verschillende projecten die gericht zijn op energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, digitale technologieën en de bevordering van duurzaam ondernemen. Het programma streeft ernaar om de Hauts-de-France regio te positioneren als een voorloper in groene en digitale innovaties door middel van samenwerkingen tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden.

Learning 2: Ga uit van eigen kracht in plaats van te verwachten dat het heil van buiten komt.

De ontwikkelstrategie van de regio Hauts-de-France is niet uit de lucht gegrepen, maar bouwt voort op kwaliteiten die de regio al heeft. Dat is: en auto-industrie (met de batterijfabrieken als nieuwe specialisatie), en technisch geschoolde bevolking en – zoals ze zelf zeggen – een groot personeelsaanbod. Dat laatste is voor discussie vatbaar, maar feit is dat de kaartenbakken in de Franse regio goed gevuld zijn. De werkeloosheid is relatief hoog, als erfenis van een industrieel (mijn)verleden. Vandaar dat de regio er alles aan doet om mensen met omscholingsprogramma’s te (re)-activeren.

Het bieden van vervangende werkgelegenheid was ook het doel van de EuraTechnologies Campus. Op het eerste gezicht lijken de start-ups die in het imposante gebouw dat tot in de jaren ’90 als textielfabriek duizenden mensen tewerk stelde, weinig relatie te hebben met het oude economische profiel. Maar ze borduurt juist voort op een traditie. EuraTechnologies telt inmiddels vijf locaties waaronder de Blanchemaill Roubaix-site die gespecialiseerd is e-commerce en retail-tech. Roubaix was van oudsher een belangrijke pleisterplaats van postorder- en retailbedrijven. Decathlon heeft zijn hoofdzetel in Roubaix. De campus in Willems, even buiten Lille, staat in het teken van AgroTech. De hoofdcampus – Le Blan Lafont – staat in het teken van duurzame transities.

Learning 3: Huisvesting kan motor zijn van innovatie.

Een ander learning die kan worden getrokken uit EuraTechnologies, is dat de campus geen fonds heeft voor bedrijven, maar dat alles over de band van huisvesting gaat. Start-ups zitten om niet in de campus en worden geselecteerd tijdens pitchrondes. Grote bedrijven willen daar bij horen, en hebben inmiddels een belangrijk aandeel genomen in de campus. Het verschaft hun toegang tot talent.

Learning 4: Zet bedrijventerreinen in als aanjager van regionale transitie.

Belangrijk onderdeel van het REV3-transitieprogramma zijn de bedrijventerreinen, parcs d’activités’ in het Frans. Zij maken onderdeel uit van een groot decarbonisatie-programma. Daarnaast wordt werk gemaakt van het vergroenen van bedrijventerreinen en landschappelijke inpassing. Daarbij wordt mede geleund op Europa. Het regionale programma kent een doorvertaling naar het niveau van de metropool. Métropole Européenne de Lille (MEL) investeert 28 miljoen euro in revitalisering van verouderde bedrijventerreinen. Beter benutten maakt daar onderdeel van uit, ook in het kader van de ZAN-doelstelling (zie boven).

Learning 5: Verdichting van de stad vraag extra ruimte voor circulaire economie.

Het bezoek aan Ports de Lille levert een aantal interessante inzichten op. Naarmate de nadruk ‘in’ de stad meer komt te liggen op verdichting en transformatie, neemt de druk op watergebonden bedrijventerreinen toe om de reststromen die transformatie genereren te verwerken. Dat geldt eveneens voor bedrijven die niet kunnen uitbreiden en een deel van hun distributie moeten verplaatsen naar haventerreinen. Ports de Lille doet dat onder meer voor voedselconglomeraat Roquette. 

Learning 6: Zelf exploiteren van (logistieke) havenfaciliteiten geeft meer grip op circulaire reststromen.

Een andere learning van Ports de Lille is dat het havenbedrijf gronden niet alleen in erfpacht uitgeeft, maar in veel gevallen de opstallen bouwt en exploiteert. In Nederland zijn logistiek en bedrijventerreinen meestal losgekoppeld. Daarmee heeft Ports de Lille, een dochteronderneming van de regionale KvK, grip op circulaire stromen vanaf circa vijf locaties die het havenbedrijf bestiert. Daarnaast houdt Ports de Lille door actieve betrokkenheid bij de haventerreinen grip op de kwaliteit van de gebouwen.

Learning 7: Wees realistisch bij duurzame logistiek en distributie: Kritische massa en afstand zijn randvoorwaardelijk.

Een derde learning van Ports de Lille, bij monde directeur Ferenc Szilagy, is dat voor duurzame (stads)distributie een kritische massa nodig is en voor duurzame logistiek bijvoorbeeld per trein, een kritische afstand. Te beginnen bij stadsdistributie: daarmee begon Ports de Lille vol goede moed, maar het gevraagde volume aan distributiediensten bleek al snel niet te corresponderen met de duurzame transportmethode, zoals de bakfiets. Voor de trein geldt volgens Ferenc een kritische afstand van circa 600 kilometer, voor investeringen in treinoverslag uitkunnen. Voor duurzaam transport over water gelden eveneens kritische afstanden. De schaal in Frankrijk is al sneller rendabel voor ‘nieuwe’ transportmethoden dan in Nederland.

Learning 8: Circulaire bedrijvigheid gebaat bij aanwezigheid goedkope ruimte.

Een heel belangrijk les van het bezoek aan Tissel in Roubaix, waar zich allemaal circulaire start-ups bevinden, is dat (startende) circulaire bedrijvigheid gebaat is bij goedkope bedrijfsruimte. De vele leegstaande textielfabrieken in Roubaix vormen daarvoor een belangrijke asset en vruchtbare bodem voor een nieuwe economie. De gemeente Roubaix kiest er expliciet voor de fabrieken niet te transformeren naar bijvoorbeeld duurzame appartementen, maar kiest voor ‘flugal and low tech circular transformation’. Of de marktomstandigheden dwongen de stad tot het maken van die keuze. Het goede nieuws is dat dit juist nieuw momentum genereert voor de industriestad, die zo een nieuwe, industriële revolutie kan doormaken als ‘upcycle-stad’.

Learning 9: Ruimte is een belangrijke asset van Hauts-de-France, ook voor Nederland.

De internationale promotieorganisatie North France Invest sluit met haar acquisitie naadloos aan bij het strategische plan van de regio. Opvallend is dat Hauts-de-France nog van de ruimte barst, zeker in vergelijking met Nederland. En daarmee ruimtevreters als giga-factories probeert de verleiden naar de regio te komen. Tegelijkertijd waarschuwt North France Invest voor het ontstaan van een nieuwe monocultuur. Die ruimte in Hauts-de-France (op krap 55 kilometer van Nederland), gecombineerd met de havenfaciliteiten, kan voor Nederland ook interessant zijn als we het hebben over het verdelen van vitale functies over onze grensoverschrijdende regio, bijvoorbeeld door als ‘subhub’ te fungeren voor activiteiten waarvoor we in Nederland te weinig ruimte hebben.

Learning 10: Industriepolitiek is terug van weggeweest: Met ruimte en bedrijventerreinen kun je sturen op strategische autonomie en duurzame transities.

Als Duinkerken ons iets laat zien, dan is het wel hoe de Fransen werk maken van strategische autonomie. Door gewoon gebieden aan te wijzen waar nieuwe fabrieken moeten landen. Overigens niet als kip zonder kop. Duinkerken heeft hard moeten werken om investeerders aan te trekken. Maar na diverse pogingen is het gelukt om twee giga-factories aan te trekken. Het warmtenet was daarbij een trigger voor batterijfabriek Verkor. Plug en play-sites en een uitgekiende planning-tool die interdependenties in kaart brengt als een soort digital twin, moeten de miljarden aan investeringen die in Battery Valley landen, in goede banen leiden.

 

12-06-2024
Event
Ruimte maken voor transities, kijk naar bedrijventerreinen!
Ruimte maken voor transities, kijk naar bedrijventerreinen!

De druk op de ruimte voor transities neemt steeds meer toe: circulaire bedrijfsactiviteiten vragen om meer ruimte en dit geldt ook voor duurzame energiesystemen en schone tank- en laadinfrastructuur. Ondertussen is er een capaciteitstekort op het energienet en wordt productiewater steeds schaarser. Al deze opgaven komen samen op bedrijventerreinen. Maar bedrijventerreinen zijn ook de plekken waar met creatieve oplossingen meervoudige uitdagingen succesvol worden gecounterd, zodat ontwikkelingen kunnen doorgaan en de economie kan blijven doordraaien. Tijdens de PROVADA-sessie ‘Bridging the gap: ruimte maken voor transities, kijk naar bedrijventerreinen!' van Buck Consultants International (BCI), kennisalliantie SKBN en vakblad BT wordt een brug geslagen tussen maatschappelijke ambities van overheden rond transities en de praktijk van economische gebiedsontwikkeling om deze te realiseren. Transities kunnen vaak niet los van elkaar worden gezien, en oplossingen zijn vaak integraal. Dat laten we zien aan de hand van een drietal casessen: Efficiënt ruimtegebruik met een multifunctionele Clean Energy Hub Ruimte gericht ontwikkelen voor circulaire bedrijvigheid Integraal ontwikkelen als oplossing voor meerdere transities Daarnaast is er een ervaren panel met specialisten en experts op het gebied van gebiedsontwikkeling, ruimtelijke ordening en vestigingsklimaat dat zal reageren op de casuïstiek. Mis het niet! Facts&Figures Event:     Bridging the gap: Ruimte maken voor transities, kijk naar bedrijventerreinen! Datum:   Woensdag 18 juni Tijd:        11:30 - 12.30 uur Locatie:  PROVADA - Zaal E107  

18-06-2025
Nieuws
Circulaire (binnen)havens in een nieuwe wereld: 10 learnings
Circulaire (binnen)havens in een nieuwe wereld: 10 learnings

Het is pakweg tien jaar geleden dat de RLI met het rapport Mainports voorbij de havens terzijde schoof ten faveure van Brainport Eindhoven. ‘Die nationale havens, dat leek een beetje de economie van gisteren, maar de realiteit is juist dat binnenhavens in de transitie van een lineaire naar circulaire economie de toekomst hebben.’ Dat was de boodschap van lector Cees-Jan Pen tijdens het BT & SKBN seminar 'Hoe maak je ruimte voor circulaire bedrijvigheid in binnenhavens?' op 13 februari 2025 in Amersfoort. ‘Het RLI-rapport ging destijds natuurlijk over de rol die havens speelden in een lineaire wereld, met een focus op doorvoer.’ Tijden zijn veranderd volgens de lector, (binnen)havens en watergebonden bedrijfskavels hebben vervullen een sleutelrol in een circulaire toekomst. Maar wie waakt er over die waardevolle kades, waar de circulaire stromen nu nog dun zijn, maar die al te gemakkelijk ten prooi vallen aan woningbouwontwikkelaars? Ontwikkelaars die deze kades willen omvormen tot een nieuwe goudkust met luxe appartementen en een sloepje voor de deur?  Dat het onderwerp leefde, bleek wel uit de grote opkomst van mensen uit het hele land die zich, vanuit zowel publieke als private zijde, inzetten voor binnenhavens in relatie tot de circulaire transitie en de bijbehorende modal shift. NVB: ‘Sterkere rol overheid nodig’ Tijdens een inleidend dubbelinterview met haveneconoom Bart Kuipers (Erasmus UPT) en Maarten van Gaans-Gijbels, voorzitter van de Vereniging van Binnenhavens (NVB), pleitte laatstgenoemde voor een ‘sterkere rol van de overheid’ om binnenhavens te beschermen. Kuipers legde de link met netcongestie: ‘Opeens is dat een probleem geworden, mede door onder andere de opkomst van de elektrische auto. Dat risico loop je ook met de circulaire economie. Opeens is die er. Dat betekent veel meer logistieke stromen die gekanaliseerd moeten worden. Havens – en vooral binnenhavens – spelen daarin een cruciale rol.’ Kuipers verwees ook naar transitiekundige (en inmiddels ‘nationale mental coach’) Derk Loorbach, die hout beschouwt als dé nieuwe drager van de Rotterdamse haven. Maar zo ver is het nog niet, constateerde de haveneconoom. Tot zijn spijt krijgen veel bedrijven hun circulaire businesscase nog niet rond. Dat geldt zowel voor de overslag zelf als voor producenten die hinder ondervinden van goedkope Chinese wegwerpalternatieven. Toch betekent dat volgens hem allerminst dat de publieke sector een afwachtende houding moet aannemen. ‘Die circulaire economie komt er sowieso.’ Port of Zwolle als voorbeeld Van Gaans-Gijbels pleitte voor een ‘zee- en binnenhavenstrategie’, waarbij zeehavens het grovere werk op zich nemen – waarvoor meer milieuruimte nodig is – en binnenhavens die zich specialiseren in bijvoorbeeld upcycling. ‘Havens moeten complementair aan elkaar zijn, en dat vereist afstemming.’ Hij wees op Port of Zwolle als goed voorbeeld: ‘vier havens die elk een eigen rol vervullen.’ Marije Groen van Buck Consultants International (BCI) vertelde over de Gebiedsvisie voor binnenhaven Maasbracht, waar zij als adviseur aan heeft meegeschreven. De kades van de haven zijn eigendom van Rijkswaterstaat (RWS), die in principe beleidsarm handelt, wist ze te vertellen. Maar zodra de gemeente een nieuwe ruimtelijke koers uitzet en dit in een visie vastlegt, brengt RWS de erfpachtvoorwaarden daarmee in overeenstemming. Zo wist de gemeente, zonder harde planregels, de toekomst van de binnenhaven als haven veilig te stellen. L’Ortye: ‘Iedereen in de keten moet profiteren’ Jean L’Ortye, directeur van grondwinnings- en transportbedrijf L’Ortye uit het Limburgse Elsloo, deelde tot slot zijn ervaring met de modal shift – of althans, de poging die het familiebedrijf had ondernomen om 7000 vrachtwagens van de weg te halen met vervoer van huishoudelijk restafval via het water. Dat liep vooralsnog spaak, omdat alle partijen in de keten op één lijn moeten zitten. Dat is lastig zolang er nog veel oude inkoopafspraken zijn en er ruis zit tussen beleids- en inkoopafdelingen van overheden en grote bedrijven. En natuurlijk spelen gevestigde belangen een rol. Zijn tip: de modal shift slaagt alleen als álle partijen in de keten er profijt van hebben – dus ook de vrachtvervoerder die in eerste instantie vracht verliest. Na de deelsessies koppelden deelnemers plenair terug wat zij als kritische succesfactoren zagen voor het creëren van ruimte voor circulaire bedrijvigheid in binnenhavens. Lector Cees-Jan Pen vatte de opbrengst van deze memorabele middag samen in tien takeaways: 10 learnings over circulaire binnenhavens Soms is een logistiek makelaar nodig. Het komt nog te vaak voor dat kadegebonden circulaire bedrijven vanaf de weg worden bevoorraad, met alle overlast van dien; Use it or lose it: een vaak geopperde manier om watergebonden kavels daadwerkelijk voor ‘nat’ gebruik in te zetten. Wat Pen betreft is dit een ‘last resort’; Zorg ervoor dat iedereen in de keten profijt heeft van de circulaire economie of modal shift; Zorg voor flexibiliteit, ook bij de afdeling vergunningen. De circulaire economie is nog in ontwikkeling; economen begrijpen dat, maar de afdeling vergunningverlening moet ook wendbaar blijven; Een belangrijke opmerking uit een subplenaire groep: betrek ondernemers bij de planning van watergebonden bedrijventerreinen. Port of Lille deed dit goed: als eigenaar én exploitant van de haven heeft zij beter zicht op de daadwerkelijk te verwachten stromen; You can’t beat the market: circulaire economie vraagt om sturing – ofwel in de vorm van vraagstimulering, ofwel door barrières op te werpen tegen dumping; Kijk kritisch naar aanbestedingsregels en mededingingsbeleid. Deze vormen niet zelden een belemmering voor duurzame innovaties; ‘Trek het tapijt weg onder gevestigde belangen’, stelt onderzoeker Merten Nefs. Regelgeving beschermt volgens hem vaak primair bestaande marktpartijen. Groei is nodig als motor voor de circulaire transitie, aldus Pen, die meer heil ziet in groei dan in ‘gebodsplanologie’. Zo zou zelfs de groei van de defensie-industrie een enorme boost kunnen geven aan de circulaire transitie. Last but not least: we stoppen circulaire economie te veel weg. Maak circulaire economie sexy.

19-02-2025
Nieuws
Akkoord over werk, wind, wonen en wegen in Lansingerland
Akkoord over werk, wind, wonen en wegen in Lansingerland

De provincie Zuid-Holland en gemeente Lansingerland hebben duidelijke afspraken ondertekend over nieuwe woningen, een locatie voor windenergie, ruimte voor werkgelegenheid en goede wegen in de gemeente. Wethouder Simon Fortuyn en provinciebestuurder Anne Koning zetten deze woensdag hun handtekening. Met de handtekeningen beloven gemeente en provincie zich in te zetten voor de bouw van 5.000 woningen op Bleizo-West en snellere ontwikkeling op andere locaties, behoud van genoeg plek voor bedrijven, goed vervoer en de realisatie van windenergie. De gemeente Lansingerland neem het initiatief aan te geven waar in de gemeente bedrijvigheid een plek krijgt en zal de woningbouwplannen zoals voor Bleizo-West uitwerken. Samen wordt gekeken hoe de N209 en de bereikbaarheid verbeterd kan worden. De provincie is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de locatie voor windmolens en de uitwerking daarvan. Kortom, het plan omvat meerdere opgaves voor heel Lansingerland en draagt bij aan de ontwikkeling van de hele regio. Snel resultaten boeken ‘Het was een puzzel, maar die hebben we samen gelegd.’ zegt wethouder Fortuyn. “We leggen echt de basis voor goede woningen en een sterke economie nu en in de toekomst. We gaan hard aan de slag om snel resultaten te boeken.” Ook provinciebestuurder Anne Koning is tevreden met het gezamenlijke plan. “Juist door naar werk, windenergie, wonen én wegen in één pakket te gieten kunnen we écht het verschil maken voor het Lansingerland van de toekomst.” Werk aan de winkel De komende tijd is nog werk aan de winkel. Het onderzoek dat al gestart is naar verschillende locaties voor windenergie moet worden afgerond. Zo wordt duidelijk waar we verder gaan met windmolens. Tegelijkertijd wordt ook ruimte gezocht voor het geplande bedrijventerrein. Die extra woningen en de geplande bedrijvigheid betekenen meer verkeer, daarom zijn ook afspraken over gemaakt over wegen en openbaar vervoer. Met de ondertekening van het akkoord staan nu alle signalen op groen om daar mee door te gaan.

19-02-2025
Aanmelden nieuwsbrief