Hauts-de-France heeft met circa 32.000 km2 een vergelijkbare omvang als Nederland (34.000 km2 landoppervlakte). Maar heeft met circa 6 miljoen inwoners een drie keer zo lage bevolkingsomvang als Nederland. Toch is de Hauts-de-France daarmee de derde dichtstbevolkte regio van Frankrijk. 67 procent van de landoppervlakte staat nog altijd ten dienste van de landbouw, vergelijkbaar met Nederland. De agro-industrie is met stip de grootste industrie.
De lagere bevolkingsdichtheid betekent niet dat er minder behoedzaam wordt omgegaan met ruimte. De Fransen hanteren nu al een eigen variant op de toekomstige Europese richtlijn ‘no net land take’. De ZAN (Zero artificialisation net) is sinds 2021 van kracht. Voor de metropoolregio Lille levert deze richtlijn vooralsnog niet veel problemen op. De stad heeft nog gaten te vullen als erfenis van een industrieel textielverleden. Zo liggen er nog tal van ontwikkelmogelijkheden in Roubaix. De regio en metropool zetten actief in op herstructurering van brownfields. Maar Ports de Lille ziet de druk op de ruimte groeien, mede door toedoen van een ontluikende circulaire economie. Voor de transformatie naar een circulaire economie kan de ZAN op termijn een obstakel gaan vormen, als deze wet te stringent wordt gehanteerd.
De grootste uitdaging van het moment is de bemensing van de nieuwe fabrieken die de nationale overheid in de regio uit de grond wil stampen. Dat laatste als antwoord op een misschien nog grotere uitdaging: het minder afhankelijk worden van sleuteltechnieken van het buitenland in het kader van strategische autonomie, en (energetische) verduurzaming.
De Franse regering koos voor de regio rond Duinkerken als locatie waar giga-batterijfabrieken moeten landen. De eerste fabriek van ACC in Billy Berclau draait al deels en wordt momenteel uitgebreid. Een tweede en derde giga-factory in Duinkernen en productielocaties voor halffabricaten zijn in aanbouw. Om voldoende mensen te hebben om in deze fabrieken te werken, investeert de regio in opleidings- en omscholingsprogramma’s.
Een niet onbelangrijke asset die Duinkerken heeft is ruimte, die wordt aangeboden in de vorm van plug and play-sites. De stad investeert ook flink in het woonkwaliteit om ook het benodigde personeel dat in de fabriek moet werken aan te trekken. Hoe groot het ruimte-aanbod ook lijkt; in Duinkerken komt inmiddels het einde van het ruimte-aanbod in zicht.
Een tweede troef die de havenstad claimt als onderdeel van een aantrekkelijk vestigingsklimaat is duurzame energie. Zo koos batterijfabriek Verkor zich in Duinkerken vanwege het warmtenet dat gevoed wordt met restwarmte uit de industrie, waar Verkor dankbaar gebruik van maakt voor het droogproces in de batterijproductie.
Een heel belangrijke factor die Duinkerken een concurrentievoordeel kan bieden is de goedkope stroom van de gigantische kerncentrale in de havenstad, die omgezet kan worden in gigantische hoeveelheden dan wel niet groene, maar wel blauwe waterstof die de transitie kan aanslingeren. Twee nieuwe kerncentrales zijn in de maak.
10 LEARNINGS
Transities staan centraal tijdens deze driedaagse studiereis. We beginnen in Lille met de circulaire economie, waarvoor de binnenhaven van Lille een belangrijke ruimtelijke schakel is.
Learning 1: Een duidelijke visie en regionale strategie zet neuzen in dezelfde richting.
De regio Hauts-de-France heeft een duidelijke ontwikkelstrategie, het REV3-transitieprogramma. REV3 verwijst naar de derde industriële revolutie die de regio met gerichte investeringen probeert te ontketenen. Het programma REV3 (Révolution Industrielle et Écologique de la Troisième Génération) is een ambitieus initiatief dat zich richt op de transitie naar een duurzame en digitale economie. Dit programma, ondersteund door de Europese Unie en regionale autoriteiten, heeft als doel om een circulaire economie te bevorderen, nieuwe economische clusters te ontwikkelen en werkgelegenheid te creëren in de regio. REV3 omvat verschillende projecten die gericht zijn op energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, digitale technologieën en de bevordering van duurzaam ondernemen. Het programma streeft ernaar om de Hauts-de-France regio te positioneren als een voorloper in groene en digitale innovaties door middel van samenwerkingen tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden.
Learning 2: Ga uit van eigen kracht in plaats van te verwachten dat het heil van buiten komt.
De ontwikkelstrategie van de regio Hauts-de-France is niet uit de lucht gegrepen, maar bouwt voort op kwaliteiten die de regio al heeft. Dat is: en auto-industrie (met de batterijfabrieken als nieuwe specialisatie), en technisch geschoolde bevolking en – zoals ze zelf zeggen – een groot personeelsaanbod. Dat laatste is voor discussie vatbaar, maar feit is dat de kaartenbakken in de Franse regio goed gevuld zijn. De werkeloosheid is relatief hoog, als erfenis van een industrieel (mijn)verleden. Vandaar dat de regio er alles aan doet om mensen met omscholingsprogramma’s te (re)-activeren.
Het bieden van vervangende werkgelegenheid was ook het doel van de EuraTechnologies Campus. Op het eerste gezicht lijken de start-ups die in het imposante gebouw dat tot in de jaren ’90 als textielfabriek duizenden mensen tewerk stelde, weinig relatie te hebben met het oude economische profiel. Maar ze borduurt juist voort op een traditie. EuraTechnologies telt inmiddels vijf locaties waaronder de Blanchemaill Roubaix-site die gespecialiseerd is e-commerce en retail-tech. Roubaix was van oudsher een belangrijke pleisterplaats van postorder- en retailbedrijven. Decathlon heeft zijn hoofdzetel in Roubaix. De campus in Willems, even buiten Lille, staat in het teken van AgroTech. De hoofdcampus – Le Blan Lafont – staat in het teken van duurzame transities.
Learning 3: Huisvesting kan motor zijn van innovatie.
Een ander learning die kan worden getrokken uit EuraTechnologies, is dat de campus geen fonds heeft voor bedrijven, maar dat alles over de band van huisvesting gaat. Start-ups zitten om niet in de campus en worden geselecteerd tijdens pitchrondes. Grote bedrijven willen daar bij horen, en hebben inmiddels een belangrijk aandeel genomen in de campus. Het verschaft hun toegang tot talent.
Learning 4: Zet bedrijventerreinen in als aanjager van regionale transitie.
Belangrijk onderdeel van het REV3-transitieprogramma zijn de bedrijventerreinen, parcs d’activités’ in het Frans. Zij maken onderdeel uit van een groot decarbonisatie-programma. Daarnaast wordt werk gemaakt van het vergroenen van bedrijventerreinen en landschappelijke inpassing. Daarbij wordt mede geleund op Europa. Het regionale programma kent een doorvertaling naar het niveau van de metropool. Métropole Européenne de Lille (MEL) investeert 28 miljoen euro in revitalisering van verouderde bedrijventerreinen. Beter benutten maakt daar onderdeel van uit, ook in het kader van de ZAN-doelstelling (zie boven).
Learning 5: Verdichting van de stad vraag extra ruimte voor circulaire economie.
Het bezoek aan Ports de Lille levert een aantal interessante inzichten op. Naarmate de nadruk ‘in’ de stad meer komt te liggen op verdichting en transformatie, neemt de druk op watergebonden bedrijventerreinen toe om de reststromen die transformatie genereren te verwerken. Dat geldt eveneens voor bedrijven die niet kunnen uitbreiden en een deel van hun distributie moeten verplaatsen naar haventerreinen. Ports de Lille doet dat onder meer voor voedselconglomeraat Roquette.
Learning 6: Zelf exploiteren van (logistieke) havenfaciliteiten geeft meer grip op circulaire reststromen.
Een andere learning van Ports de Lille is dat het havenbedrijf gronden niet alleen in erfpacht uitgeeft, maar in veel gevallen de opstallen bouwt en exploiteert. In Nederland zijn logistiek en bedrijventerreinen meestal losgekoppeld. Daarmee heeft Ports de Lille, een dochteronderneming van de regionale KvK, grip op circulaire stromen vanaf circa vijf locaties die het havenbedrijf bestiert. Daarnaast houdt Ports de Lille door actieve betrokkenheid bij de haventerreinen grip op de kwaliteit van de gebouwen.
Learning 7: Wees realistisch bij duurzame logistiek en distributie: Kritische massa en afstand zijn randvoorwaardelijk.
Een derde learning van Ports de Lille, bij monde directeur Ferenc Szilagy, is dat voor duurzame (stads)distributie een kritische massa nodig is en voor duurzame logistiek bijvoorbeeld per trein, een kritische afstand. Te beginnen bij stadsdistributie: daarmee begon Ports de Lille vol goede moed, maar het gevraagde volume aan distributiediensten bleek al snel niet te corresponderen met de duurzame transportmethode, zoals de bakfiets. Voor de trein geldt volgens Ferenc een kritische afstand van circa 600 kilometer, voor investeringen in treinoverslag uitkunnen. Voor duurzaam transport over water gelden eveneens kritische afstanden. De schaal in Frankrijk is al sneller rendabel voor ‘nieuwe’ transportmethoden dan in Nederland.
Learning 8: Circulaire bedrijvigheid gebaat bij aanwezigheid goedkope ruimte.
Een heel belangrijk les van het bezoek aan Tissel in Roubaix, waar zich allemaal circulaire start-ups bevinden, is dat (startende) circulaire bedrijvigheid gebaat is bij goedkope bedrijfsruimte. De vele leegstaande textielfabrieken in Roubaix vormen daarvoor een belangrijke asset en vruchtbare bodem voor een nieuwe economie. De gemeente Roubaix kiest er expliciet voor de fabrieken niet te transformeren naar bijvoorbeeld duurzame appartementen, maar kiest voor ‘flugal and low tech circular transformation’. Of de marktomstandigheden dwongen de stad tot het maken van die keuze. Het goede nieuws is dat dit juist nieuw momentum genereert voor de industriestad, die zo een nieuwe, industriële revolutie kan doormaken als ‘upcycle-stad’.
Learning 9: Ruimte is een belangrijke asset van Hauts-de-France, ook voor Nederland.
De internationale promotieorganisatie North France Invest sluit met haar acquisitie naadloos aan bij het strategische plan van de regio. Opvallend is dat Hauts-de-France nog van de ruimte barst, zeker in vergelijking met Nederland. En daarmee ruimtevreters als giga-factories probeert de verleiden naar de regio te komen. Tegelijkertijd waarschuwt North France Invest voor het ontstaan van een nieuwe monocultuur. Die ruimte in Hauts-de-France (op krap 55 kilometer van Nederland), gecombineerd met de havenfaciliteiten, kan voor Nederland ook interessant zijn als we het hebben over het verdelen van vitale functies over onze grensoverschrijdende regio, bijvoorbeeld door als ‘subhub’ te fungeren voor activiteiten waarvoor we in Nederland te weinig ruimte hebben.
Learning 10: Industriepolitiek is terug van weggeweest: Met ruimte en bedrijventerreinen kun je sturen op strategische autonomie en duurzame transities.
Als Duinkerken ons iets laat zien, dan is het wel hoe de Fransen werk maken van strategische autonomie. Door gewoon gebieden aan te wijzen waar nieuwe fabrieken moeten landen. Overigens niet als kip zonder kop. Duinkerken heeft hard moeten werken om investeerders aan te trekken. Maar na diverse pogingen is het gelukt om twee giga-factories aan te trekken. Het warmtenet was daarbij een trigger voor batterijfabriek Verkor. Plug en play-sites en een uitgekiende planning-tool die interdependenties in kaart brengt als een soort digital twin, moeten de miljarden aan investeringen die in Battery Valley landen, in goede banen leiden.